“Open bestuursstijl”
Ons Leidse college – dat nu een jaar en een maand en een week en een dag ”zit” – heeft als Leitmotiv een ”open bestuursstijl”. Dat vullen we onder andere in met een wekelijks spreekuur, regelmatige werkbezoeken op wijkniveau en het voorleggen van voorstellen aan stad en Raad die niet in beton gegoten zijn. En, bevalt het?
Die vraag moet eigenlijk door anderen worden beantwoord: de bewoners van de stad, de gemeenteraad, partners in de omgeving. Toch ook van binnenuit enkele persoonlijke observaties:
1
Niet iedereen waardeert openheid. We hebben in Nederland een lange traditie van vooroverleg, informele contacten en intern beraad, omdat we – zo wordt het althans gelegitimeerd – een land van minderheden zijn, die het toch met elkaar eens moeten zien te worden. Als je dan je kaarten vroegtijdig op tafel legt is plooien en schikken moeilijker. Het kost sommigen moeite te erkennen dat ze compromissen hebben gesloten, water in de wijn hebben gedaan of hun zin niet hebben gekregen. Dat is ”oude” politieke cultuur, maar nog heel machtig. En ook niet zonder meer fout: Nederland is er eeuwen mee bestuurd. Maar het past niet in het post-Fortuyn-tijdperk. Met name ondernemers in de stad hebben moeite met dit aspect van ”openheid”.
2
Sommige critici verwarren openheid met het niet maken van keuzes. Ik pretendeer niet de waarheid in pacht te hebben, maar kies een richting (een autoluwere binnenstad, bijvoorbeeld), geef aan hoe dat zou kunnen, liefst in meerdere scenario”s en vraag dan aan ”de stad” of ze zich in de denkrichting kan vinden. Als ik daar een beeld van heb maak ik – natuurlijk met het college – keuzes, wetend dat ik dan kies tussen tegenstrijdige belangen. Nu sta ik voor zo”n keuze: om de binnenstad autoluwer te maken én ruimte te maken voor meer en beter openbaar vervoer tot in het hart van de stad is een nieuwe weg aan de oostkant van het stedelijk gebied onmisbaar: een Ringweg-Oost. Die weg zal sommige mensen benadelen. Ik sta open voor andere oplossingen, maar vind de voordelen van een Ringweg voorlopig groter dan de nadelen. En maak dus keuzes, maar pas ná een ”interactief planproces”.
3
Niet iedereen maakt in gelijke mate gebruik van de mogelijkheid mij te benaderen of te beïnvloeden. Wat ik zoal tegenkom op informatieavonden, wijkbezoeken en ateliers is, kort door de bocht gezegd, “100% wit en 80% grijs”. Met die mensen is niks mis, ze zijn het actieve deel van de stad en dragen vaak het sociale weefsel in de vorm van wijkcomités, actiegroepen en ook mantelzorg. Maar het effect is wel, dat ik niet weet wat de rest van de stad vindt. De SP probeert dat probleem op te lossen door “de wijk in te gaan”. GroenLinks heeft daar de organisatie niet voor. Ik zoek nog naar andere platforms om ook die ”zwijgende meerderheid” te bereiken.
4
Het valt me op dat veel mensen positief reageren op ”openheid”. Een luisterend oor is blijkbaar belangrijk, ook als men niet zijn zin krijgt. Die volwassenheid in de omgang is voor mij een belangrijke bron van inspiratie. We streven naar een schone, hele en veilige stad. Wat mij betreft mag daar echter het woord ”beschaafd” aan worden toegevoegd. Het komt me namelijk net te vaak voor dat ik juist door oudere, hoger opgeleide inwoners van de stad benaderd wordt op zo”n verongelijkte, respectloze manier dat me de lust vergaat iets aan hun problemen te doen. Voor mij is iedereen evenwaardig en ik verwacht die houding omgekeerd ook. En dat krijg ik dus niet altijd. Is dat het onechte kind van de Fortuijn-revolutie? Zeggen wat je denkt wil niet zeggen dat je álles moet zeggen wat je denkt. Een klein beschavingsoffensief lijkt op zijn plaats. Maar hoe?
30 mei 2007