Doorgaans schrijf ik over de situatie in Leiden. De stad staat (gelukkig) nooit stil, dus daar zou ook nu alle aanleiding toe bestaan. Er speelt zich echter dezer dagen in de wereld een ongekend fenomeen af waarvan de invloed op de stad nog onpeilbaar is: een crisis in de financiële wereld, uitmondend in een almaar wegglijdende beurs, ongekend grote geldinjecties in het bancaire systeem door afzonderlijke staten en een snel om zich heen grijpend verlies aan vertrouwen in de economische toekomst. Het spannende voor een stadsbestuurder is vervolgens: wat gaat dit voor ons betekenen?
Niets aan de hand?
Het merkwaardige is, dat de stad functioneert alsof er niets aan de hand is: de begroting wordt gewoon ingediend, gebaseerd op de informatie van het Rijk van Prinsjesdag (dat lijkt al weer eeuwen geleden), terrasjes zitten gewoon vol met het mooie weer van deze dagen en de file is met “filevrije dag” nauwelijks afwijkend van andere dagen. Hoe is het mogelijk? Is de kredietcrisis een “crisis” van Wall Street en Damrak, van het niet-productieve kapitaal, die “dus” het gewone leven niet raakt? Of is het de stilte voor de storm en zien wij de tsunami van massa-ontslagen, gedwongen huizenverkopen en continentwijde armoede nog niet op ons afkomen?
De meeste mensen die ik er over spreek of wiens commentaren ik lees en zie houden het er (soms omwille van de stabiliteit) op dat het een ernstige crisis is, maar dat we er met wat goede wil, herwonnen vertrouwen en tijd wel weer overheen komen. Dat de tijden van weleer gewoon even weg zijn, maar terug komen. Er zullen wel dingen anders gaan: de ongebreidelde zelfverrijking van enkelen zal wel een halt worden toegeroepen, nieuwe controlemechanismen voor het flitskapitaal zullen wel worden ontwikkeld en de ondoorzichtigheid van de financiële markten zal wel iets worden verminderd, maar daarna gaan we op de oude (vrije markteconomie)voet door.
Of toch wel?
Maar stel je nu eens voor dat dit een reële paradigmaverschuiving is? Het einde van dit soort “vrije” markt? De nationalisatie van vele banken, niet alleen in het hartland van het Rijnlandse, sociaal-democratische model (Duitsland, IJsland), maar tot in de kern van het wildwest-kapitalisme (City of London, Wall Street) toe, zou nog maar enkele maanden geleden volstrekt ondenkbaar zijn geweest. Nu is het bijna dagelijkse praktijk en de krijtstreeppakken ontvangen het met gejuich en een zucht van verlichting. De sobere staat, gefixeerd op terugdringing van het financieringstekort en de staatsschuld, tot voor kort uitgelachen en als ”losers” weggezet door de graaiers en geldsmijters van beurzen en banken, smijt zelf ineens met geld om de negatieve effecten af te zwakken van het hallucinerend onverantwoorde gedrag van die graaiers en smijters. De miljarden vliegen je ineens om de oren, terwijl de afgelopen jaren de miljoenen voor onomstreden productieve overheidsinvesteringen slechts mondjesmaat en jaren nadat ze nodig waren beschikbaar kwamen. De rekening moet nog worden opgemaakt, maar dat de belastingbetaler die rekening uiteindelijk gepresenteerd zal krijgen staat welhaast vast. En niet alleen in de Verenigde Staten en hun reddingsplan van 700 miljard dollar, ook hier.
Het is voor iedereen volkomen speculatie wat dit alles teweeg zal brengen. Toch een rudimentaire en allereerste poging, waarbij de effecten voor de stadsbestuurder niet geschuwd zullen worden.
1
Er ontstaat een tweedeling in de banken- en verzekeringswereld. Wat genationaliseerd is, zal terugkeren in een situatie die vergelijkbaar is met wat de Postbank vroeger was: enigszins bureaucratische instellingen, in staatseigendom en sociaal georiënteerd. De rest van die wereld functioneert vooral voor de toplaag en de grote bedrijven, en op wereldschaal.
2
De spaarquote gaat fors omhoog. Dat remt de economische groei enorm, maar tot ieders voordeel. De maatschappij wordt minder hectisch, de werrkloosheid loopt wat op, maar er is weer tijd voor buren en mantelzorg, de files worden korter en de spitstreinen minder vol, de energievoorraden houden het wat langer uit, waardoor we meer tijd hebben om na te denken over het post-fossiele brandstoffen-tijdperk.
3
De gemeente zal beduidend minder geld hebben voor reguliere uitgaven en zeker ook voor investeringen. Maar een minder gespannen markt veroorzaakt dat die investeringen ook een stuk goedkoper worden, en dus wel kunnen worden gerealiseerd. De dynamiek verdwijnt beslist niet, maar wordt meer gebaseerd op sociale regels en solidariteit. De onderhoudstoestand van de stad versobert wel, maar iedereen doet zijn ding zelf, waardoor de afhankelijkheid van de collectieve diensten kleiner wordt en de ruimte er toch verzorgd en aantrekkelijk uit blijft zien.
4
De ontwikkelingen gaan (in Europa althans) minder snel, de Verenigde Staten zakken in een langdurige en ernstige crisis weg, de oorlogen in Irak en Afghanistan verliezen de VS definitief, met oneervolle terugtrekking van de overgebleven troepen, de wereld wordt meer vanuit China en India (en Brazilië en Turkije) gestuurd. Die kijken wel uit zich in vergelijkbare wespennesten te steken en oefenen hun macht vooral met economische middelen uit, zoals de VS tot de overmoed van de Bush’en ook deed. Er ontstaan dus ook no-go-areas wereldwijd, van waaruit de drugshandel ongebreideld voortgaat. Maar de invloed daarvan op het sociale netwerk in Europa neemt af, door de afnemende dynamiek. De zelfredzaamheid, zowel inidividueel, als lokaal en regionaal, neemt weer iets toe.
5
Allerlei speculatieve markten, niet alleen in ondoorzichtige financiële producten, maar ook in kunstvoorwerpen, antiquarische boeken en kaarten en andere onnutte dingen, zakken in. Vele markten zullen een postzegel-syndroom ontwikkelen (die zijn al enkele jaren niet meer aan de straatstenen te slijten), maar de echte verzamelaar zal blijven genieten van zijn verzameling. De waarde daarvan wordt immers niet (meer) door geld (alleen) bepaald, maar (vooral) door schoonheid en genoegen.
Zijn dit slechts uitingen van “wishful thinking”? Ongetwijfeld. Maar wie heeft een ander, adequater beeld? Ik ben benieuwd!