dinsdag 15 november 2011

DE STAAT VAN DE STAD, Leiden in de maalstroom van de 21e eeuw

Geplaatst onder: Algemeen — John @ 21.47

ONDERSTAANDE TEKST IS UITGESPROKEN TIJDENS HET JUBILEUM-SYMPOSIUM VAN DE BAKKERIJ,
12 NOVEMBER 2011

Allereerst feliciteer ik De Bakkerij met 25 jaar Diaconaal Centrum hier om de hoek op de Oude Rijn. Het was een gewaagd initiatief, al was het uit institutionele nood geboren. Het heeft zijn plek in Leiden ruimschoots verworven. De Bakkerij hoort onbedoeld tot het circuit, zeg maar establishment, van de stad. Van de dreiging van overbodigheid van 25 jaar geleden naar de spil van nieuw denken èn handelen in een veranderende samenleving? Dit symposium is bedoeld om dat nieuwe denken te verkennen en de basis de scheppen voor het nieuwe handelen. Ik steun dat met de navolgende observaties en ideeën.

Ik was tot begin 2010 wethouder namens GroenLinks hier in Leiden. Daarvoor was ik 11 jaar groene waterschapsbestuurder, 9 jaar Statenlid en bijna 30 jaar rijksambtenaar. Ik ben jurist en informatiekundige en heb me als politicus bezig gehouden met de ‘harde sector’: milieu, water, openbare ruimte, energie, verkeer.
Ik ben bankierszoon. Wat honger is weet ik niet, wat geldgebrek is evenmin. Ik ben een zondagskind in vergelijking met de meeste ‘klanten’ van De Bakkerij. Ik acht mijzelf representatief voor wat veel jongeren beschouwen als de babyboomgeneratie, die op de pof en de gasbel heeft geprofiteerd van het mooie leven en nu de rekening niet wil betalen. Zitten we op een keerpunt in onze economische, sociale en daarmee politieke en levensbeschouwelijke ontwikkeling? Ik constateer dat tegenstellingen op scherp raken: tussen generaties, tussen zwart en wit en tussen lager en hoger opgeleiden.

Ik zal ingaan op ontwikkelingen in Nederland en Europa die relevant zijn om te begrijpen wat er nu in Leiden gebeurt en om te bepalen wat ons hier en nu te doen staat - met ‘hier’ bedoel ik De Bakkerij waar ik mij mee verbonden voel en met ‘nu’ bedoel ik de komende tien jaar. Ik zal eindigen met enkele thema’s die volgens mij thuishoren op de agenda van De Bakkerij.

In de uitnodiging voor dit symposium relateert De Bakkerij de overgang van het “uitdelen van brood en soep” naar “helpen waar geen andere helper is” aan ontstaan en uitbouw van de verzorgingsstaat. Vreemd is het startmoment niet. Inderdaad, oude vormen en gedachten van armenzorg zijn met de verzorgingsstaat weggevaagd. Maar in 1986, 25 jaar geleden, worden de eerste haarscheuren in de verzorgingsstaat zichtbaar als gevolg van de bezuinigingen van Lubbers. Er vallen mensen tussen wal en schip, de staat blijkt de rol van barmhartige Samaritaan niet waar te maken. De paternalistische verzorgingsstaat kan weinig met chaoten, verslaafden, zorgmijders, illegalen. En nog minder met wie niet in die staat leeft: ontwikkelingssamenwerking is het goedbedoelde, maar nogal machteloze antwoord op de onvoorstelbare ongelijkheid in de wereld. De grenzen van de maakbaarheid van mens en maatschappij worden pijnlijk duidelijk. Lubbers maakt van deze tekortkoming gebruik om, in navolging van Thatcher en Reagan, vrij baan te geven aan de illusie dat markt en beurs met onzichtbare hand wèl welvaart en vooruitgang zullen creëren. De ene utopie wordt door de andere vervangen. Voor diaconaal werk in Leiden is een verandering die zich ook hier voordoet minstens zo belangrijk: van een blanke monocultuur met hier en daar een Surinamer, naar wijken waarin laag opgeleide witte arbeiders zich slecht thuis voelen, zoveel multiculti is er.

Wat is er nu goed en slecht aan het functioneren van de reëel existerende verzorgingsstaat? Ik geef u mijn beeld van de kant van een ‘winnaar’, of zo u wil ‘betaler’, iemand die niet zelf in moeizame omstandigheden leeft. Ik lardeer dit met voorbeelden van de Staat van de Stad: wat betekenen deze beelden hier in Leiden?

De Nederlandse verzorgingsstaat kan de vergelijking met die van de ons omringende landen doorstaan. Ons AWBZ-systeem is duur, maar maakt een menswaardig bestaan mogelijk voor wie weinig kan of de weg kwijt is en onze AOW is beduidend hoger dan in Duitsland, om maar twee voorbeelden te noemen. Het systeem staat onder druk, maar het is er nog. De belastingmoraal is hoog, premies voor deze voorzieningen worden licht morrend betaald. Kom daar eens om in Griekenland of Italië. Daar organiseert men zijn vangnetten bij voorkeur zelf, omdat men de staat niet vertrouwt. Die vergelijking maakt duidelijk hoe essentieel het behoud van deze ogenschijnlijke vanzelfsprekendheid is!

En toch kraakt het. Velen zijn er met mij van overtuigd, dat het kabinet de bezuinigingen oneerlijk verdeelt over inkomensgroepen en generaties. Het vertrouwen in de economie, en vooral het vertrouwen in de actoren van die economie - bankiers, politici, topzakenlui, beurshandelaren - valt weg. Graaiers en zakkenvullers zijn nog milde termen die dagelijks op uw beeldscherm verschijnen. Als het vertrouwen wegvalt in wie de algemene welvaart moet beschermen valt de bodem weg onder collectieve regelingen en afspraken.

Toch is het de vraag of onze verzorgingsstaat ook zonder crisis overeind kan blijven:

    Solidariteit erodeert door de liberale stelling dat iedereen alleen voor zichzelf verantwoordelijk is en voor zichzelf moet zorgen. Leve de zelfredzaamheid, maar beschermen we nog wel wie niet mee kan?
    Solidariteit erodeert door de beschuldiging dat arm zijn, of ziek, zwak en misselijk, je eigen schuld is. Hoge eigen bijdragen in de geestelijke gezondheidszorg brengen impliciet deze boodschap over. Ik voorspel u dat binnenkort “zwervers weer op straat” komen zoals NRC/Handelsblad donderdag kopte, ook hier in Leiden.
    Collectieve zekerheidsstelsels dijen uit en bureaucratiseren. Ieder radertje maakt zijn eigen belang en ‘marktaandeel’ groter, niemand voelt zich verantwoordelijk voor een sober en doelmatig systeem. Ik durf de stelling aan dat DZB om deze reden zo groot is als ze is.
    De verzorgingsstaat veronderstelt een min of meer gesloten groep van betalers en verzorgden die allebei de ander zien als “eigen”. In een open economie, in een grote Europese Unie en met forse immigratie van mensen die niet gezien worden als “behorend tot de eigen groep” moet solidariteit opnieuw bevochten worden. Anders gezegd: “waarom moet ik dokken voor de uitkering van die Somaliër in zijn soepjurk?” Ik heb het letterlijk gehoord, al was het in de kroeg.
    De verzorgingsstaat heeft een lange adem nodig. Je legt als jongere nú verplicht in voor je pensioen tientallen jaren later. Dan moet je er vertrouwen in kunnen hebben dat je geld er over zoveel jaar ook nog is. Maar marktdenken is de verzorgingsstaat binnengedrongen. Dus niet laag renderend, maar veilig beleggen, maar risico nemen. Wij worden allemaal geacht mee te doen aan de mallemolen van opties, futures, CDS-en en het piramidespel dat Griekse staatsobligaties heet. De onzekerheid die daaruit voortvloeit en het gemak waarmee gezegd wordt dat we dat gewoon moeten vinden maakt mensen bang.
    Het belangrijkste: de verzorgingsstaat en de solidariteit die daarin is belichaamd is niet meer de organisatievorm van een breed gedragen algemeen belang. Terwijl je midden in deze door bonusjagers, speculanten en hun slippendragers veroorzaakte financiële crisis de ongereguleerde markt als probleem zou aanmerken maakt een zeer ondermijnende slogan furore: “De overheid is niet de oplossing, de overheid is het probleem”.

Daarmee zijn we er nog niet. Het voorgaande, dat wisten we wel. De crisis maakt mensen onzeker, angstig en nostalgisch. Alle mensen? Nee, hier openbaart zich een groeiend verschil tussen lager en hoger opgeleiden. Ik citeer Peil.nl van vorige week: op de vraag “als ik alles overzie had ik liever gewild dat we de gulden hadden gehouden” antwoordt 57% ‘eens’ en 39% ‘oneens’. Maar hoger opgeleiden zijn het merendeels oneens (64%) en lager opgeleiden overweldigend eens: 83%. Het willen terugkeren naar de gulden beschouw ik als uitdrukking van het terugverlangen naar een bekend verleden. Hebben lager opgeleiden minder vertrouwen in de toekomst? Als je PVV en SP mag beschouwen als partijen die dit levensgevoel het beste belichamen, dan is ook hier het zelfde opmerkelijke verschil te zien. Van hoger opgeleiden zou nu 21% op een van deze twee partijen stemmen, van lager opgeleiden maar liefst 51%, een meerderheid! Een nieuwe tweedeling in onze maatschappij wordt manifest.

Er is een reële basis voor dit levensgevoel. Nog maar weinigen verwachten dat hun kinderen het beter zullen krijgen dan zij zelf. Dat was een belangrijke drijfveer achter de groei en bloei van Nederland na de oorlog. Dit vooruitgangsgeloof is weg. De laatste tijd is voor velen vooruitgang synoniem aan stuitende zelfverrijking van een kleine groep. Nu krediet als vooruitgangsmachine niet meer functioneert en het groeimodel op milieugrenzen stuit - zelfs klimaatsceptici erkennen de snelle opwarming van de aarde - leidt die andere drijfveer, hebzucht, tot zelfvernietiging. Een vrije markt schept nog geen nieuwe gemeenschap en dat breekt de Europese samenwerking op.

Er is dus veel mis met de huidige verzorgingsstaat, misschien deugt de grondslag zelfs niet meer, maar laten we het kind niet met het badwater weggooien. De vreugdes in het leven, ja zelfs vele levens zijn afhankelijk van het systeem dat we hebben. Maar: proberen te houden wat we hebben is de zekerste weg naar het einde van het systeem. We moeten ophouden niet duurzame systemen op te zetten, die ons verleiden er voor onszelf het maximale uit te halen, maar die mede daardoor financieel onhoudbaar worden. Niet afhankelijk maken, maar zoveel mogelijk zelfredzaam.

Vooral niet alleen via staat of overheid. Een hervormingsagenda voor Europa, Nederland of Leiden hoef ik hier gelukkig niet uiteen te zetten. Het gemeentebestuur heeft daar een aanzet voor gegeven met “Leven in Leiden, een sociaal-maatschappelijke structuurvisie”. Ik adviseer u op die nota in te spreken. “Uitgaan van de kracht van mensen” klinkt mooi, maar een vangnet dat alleen betekenis heeft voor wie het niet redt verliest draagvlak. Ieder blijvend collectief zekerheidssysteem heeft een element eigenbelang nodig voor wie meedoet en meebetaalt. Dat is het grote succes van de AOW.

Wat betekent dat voor de toekomst van de Bakkerij? U hoorde mijn analytisch pessimisme, nu is er ruimte voor het optimisme van de wil. Ik stip enkele thema’s aan die volgens mij relevant zijn.

Hoeveel ouderen in verzorgingshuizen krijgen zelden of nooit bezoek? Niet alleen ouderen hebben last van wegvallende verbanden, ook relaties van jongeren lopen stuk door verwaarlozing, drugsgebruik of seksueel misbruik. Er is veel stille eenzaamheid en uitzichtloosheid. De overheid zorgt voor recht en ondersteuning maar lost het probleem niet op. Voor de Bakkerij kan een rol zijn, vrijwilligers te organiseren en te ondersteunen die liefdevolle aandacht en een luisterend oor geven. Ook dit is: de gevangenen bezoeken.

Een bijzondere vorm van steun aan hulpbehoevenden is het tegengaan van hittestress, en je daarop voorbereiden. Klimaatverandering leidt tot zo’n mooie, warme herfst als we dit jaar hebben, maar ook tot extreme warmte in hartje zomer. Eenzaam op een kamertje zitten waar de volle zon op staat is de garantie voor een vroegtijdige dood, zoals de statistieken aantonen. Daar is iets tegen te doen, maar dat veronderstelt aandacht en tijd, precies wat professionele verzorgers steeds minder kunnen bieden. Ook dit is: de dorstigen laven.

Steeds meer oude en jonge mensen kunnen het snelle leven niet meer aan. De kosten van geestelijke gezondheidszorg rijzen de pan uit, een foute reden voor de eigen bijdragen die ik al noemde. Ook hier is ‘verstatelijking’ niet het antwoord. Aandacht, liefde en gesprek helpen ook hier, mits voldoende professioneel ondersteund. Want levensmoeheid bestrijd je niet met een aai over de bol. De Bakkerij kan die ondersteuning organiseren. Ook dit is: de zieken verzorgen.

De Bakkerij kan ook het maatschappelijk debat voeden over dingen die fout lopen. Durft de Bakkerij het aan zich te mengen in de Occupy-beweging? Dan is de komende maanden ook dit de invulling van de naakten kleden, want het wordt koud.

Durft de Bakkerij middelpunt te worden van de kritiek op het muffe migratiebeleid van dit kabinet en niet alleen voor Mauro? Waar nieuwkomers ongewenst volk zijn, in plaats van een verrijking waar Leers het even over had? Niet om politiek te bedrijven, wel om de vreemdelingen te herbergen.

Wat de hongerigen spijzen betekent weet de Bakkerij al sinds haar oprichting, met de broodpenning als symbool.

U zult de werken van barmhartigheid herkend hebben, het christendom als inspiratiebron betekent immers iets voor u en mij. De Bakkerij kan een drager zijn van een nieuw levenselan gebaseerd op soberheid en bescheidenheid, niet als onderdrukkend moralisme, maar als wenkend perspectief na de wilde jaren van opgefokt en zelfzuchtig kapitalisme.

Leiden 12 november 2011

maandag 26 april 2010

Geplaatst onder: Algemeen — John @ 12.40

De volgende tekst heb ik ingezonden bij het weblog “Publiekrecht en politiek” in reactie op een log met de titel “Help, het waterschap verzuipt!” waarin wordt beargumenteerd waarom de waterschappen niet zonder wijziging van de Grondwet kunnen worden opgeheven. De discussie moet natuurlijk niet gaan over de vraag of de Grondwet al dan niet het bestaan van waterschappen voorschrijft, maar waarom we ze hebben en eventuele zouden willen houden. Vandaar mijn reactie, die als volgt luidt:

“In het politieke geweld van deze dagen waarin de waterschappen met simpele pennestreken van tafel worden geveegd zal deze juridische discussie over wel of niet móeten bestaan van waterschappen geen grote rol spelen. Kennelijk hebben de waterschappen het even gedaan voor de dames en heren politici (zijnde die 2% van de bevolking die lid van een politieke partij, waarvan maximaal 10% actief aan de besluitvorming mee doet).

Achterliggende vraag zou moeten zijn: waarom hebben we eigenlijk waterschappen? Omdat Nederland voor een groot deel zou worden weggespoeld door zee- en/of rivierwater als daartegen geen bescherming was. Dat dat de afgelopen twee eeuwen maar één keer echt is gebeurd (1953) heeft alles te maken met het feit dat we specifiek voor watertaken betálen (en er toen nog veel te veel amateuristische waterschappen waren). De waterschapsbelastingen waarvan de opbrengst maar aan dat ene doel besteed mag worden vormen de basis om verwaarlozing te voorkomen en ons droge voeten te garanderen. En om het water schoon te krijgen en te houden, want bij die heffing speelt het zelfde.

De crux is nu, dat iedere overheid met zo’n doelheffing de taak naar behoren zou kunnen uitvoeren, ook provincies, maar dat de ervaring leert dat algemene bestuurders altijd wegen weten te vinden om doelheffingen toch voor andere dingen uit te geven. Het is niet voor niets dat de Vereniging Eigen huis nog steeds geen proefproces durft te starten tegen gemeenten die de opbrengst van de bouwleges voor andere doeleinden gebruiken. Dus moet er niet alleen specifiek geld geheven worden voor veiligheid en schoon water, maar moet er ook een bestuur zijn dat er op gemaakt is het alleen aan dat doel te besteden: het waterschapsbestuur. Voor droge voeten en schoon water heb ik wel € 23 mln. over.

Of zouden de politieke partijen ineens van de waterschappen afwillen omdat ze bij de waterschapsverkiezingen verrassend hebben verloren van WaterNatuurlijk, de ‘groene’ (natuur) en ‘blauwe’ (sportvissers) waterschappers die - gesteund dor D66 en GroenLinks - de meeste zetels haalden in wat geacht werden boerenrepublieken te zijn?

In ieder geval wil ik graag kunnen blijven zeggen: ik ben van na de Watersnoodramp en dat wil ik graag zo houden!

John Steegh, voorzitter WaterNatuurlijk Zuid-Holland”

zaterdag 13 maart 2010

DE POLITIEK EN HET MENSELIJK TEKORT

Geplaatst onder: Algemeen — John @ 18.03

Sinds begin januari ben ik tot mijn spijt geen wethouder meer. Van de ene dag op de andere verandert je agenda van overvol in helemaal leeg. Dat was wennen. Maar het gaf me ook de vrijheid me vol in te zetten in de campagne voor de gemeenteraad. Nu adviseer ik de fractie op weg naar een nieuw Leids college. Het gaf me ook de vrijheid te laten blijken wat ik van recente activiteiten van het rompcollege vind: zie bijvoorbeeld http://www.sleutelstad.nl/nieuws/archief/2010/03/college-legt-zich-neer-
bij-uitspraak-rechter. In die paar weken zijn wel meer vreemde dingen gebeurd. Ik noem de overhaaste aanbesteding van de ”tijdelijke” Morspoortgarage en het gebruik van het woord “annexatie” toen de gemeenteraad van Leiderdorp niet kon instemmen met de Ringweg Oost. Wat meer terughoudendheid en bescheidenheid had het rompcollege niet misstaan.

Met mijn log kan ik nu ook weer de draad oppakken. De maanden hiervoor werden de verhoudingen binnen de coalitie zo verkrampt, dat een politiek log allerlei zaken meteen op scherp zou hebben gezet. Misschien is voor de lezer een log van een afgetreden wethouder minder interessant, we zien wel.

Gisteren maakte Wouter Bos, leider van de PvdA en ex-vice-premier, bekend dat hij de politiek verlaat om “meer tijd te hebben voor zijn gezin”. Hij wil het niet meegemaakt hebben zijn drie kinderen niet op te hebben zien groeien. In reactie daarop maakte Femke Halsema bekend dat bij haar het muntje net de andere kant op is gevallen; ze wil gelukkig weer lijsttrekker en fractievoorzitter zijn van GroenLinks bij en na de verkiezingen van 9 juni as.

Eergisteren maakte Camiel Eurlings, minister en ”beoogd” kroonprins van Balkenende binnen het CDA, bekend niet beschikbaar te zijn voor een verlenging van zijn politieke carrière na 16 jaar fulltime politiek …. op 36-jarige leeftijd. Hij heeft met zijn Hongaarse vriendin afgesproken meer tijd voor elkaar en het gezin vrij te maken.

De dag daarvoor maakte Agnes Kant haar aftreden bekend als partijleider van de SP. Haar scherpte in politieke debatten, haar veronderstelde gebrek aan gevoel voor humor en relativiteit van het politieke vak zou haar parten hebben gespeeld. Ze beheerst het vak, ontegenzeggelijk, maar niet het vak van het bespelen van het beeld, lees de kijker en de relevante journalisten.

Hier is iets ernstigs aan de hand. Gedreven en betrokken politici met evident talent voor politiek geven de pijp aan Maarten of nog net niet. In het verleden was het hoogst opmerkelijk wanneer dergelijke evident niet carrièrebeluste bestuurders zeiden dat andere plichten riepen. Politiek was een roeping en besturen een vak. Waarom haken beeldbepalende politici af of net niet? Niets ten nadele van hun opvolgers, die krijgen nu de kans, vernieuwing van politiek personeel zonder paleisrevoluties is de essentie van een democratisch systeem en ik gun Cohen, Verhagen (?) en Roemer alle goeds als nieuwe politieke leiders. Maar voor de drie weglopers geldt dat het onaangekondigd is, onverwacht en in veler ogen ook onnodig.

De kracht van het politieke bedrijf is gelegen in het goed omgaan met de veranderende druk van de publieke opinie, het kanaliseren van (deels door henzelf gecreëerde) overspannen verwachtingen van wat de staat vermag en het tonen van inlevingsvermogen in wat mensen op dat moment belangrijk vinden. In een individualiserende maatschappij is het goed omgaan met deze drie voorwaarden voor invloed in de politiek moeilijker dan ooit.

De halfwaardetijd van politici is aan slijtage onderhevig (gold dat ook maar voor kernafval). Steeds sneller zijn kritische kiezers uitgekeken op een ”nieuwe” politicus, en zeker niet alleen wanneer hij/zij gouden bergen heeft beloofd en deze vervolgens niet waarmaakt. Waar moet rancune op geprojecteerd worden als de gebruikelijke ”koppen van Jut” er ineens en versneld de brui aan geven “om tijd te maken voor hun kinderen”? Dat klinkt zelfs door in de ”necrologieën” van GeenStijl over afscheid nemende politici: wat jammer nou, dat we onze geliefde zeikobjecten kwijt zijn!

Besturen is nog steeds een vak, de eisen waaraan je moet voldoen om dat vak goed uit te kunnen oefenen veranderen met de tijd. De marges zijn kleiner (gemaakt) door de terugtred van de overheid terwijl de verwachtingen zijn opgeschroefd. Bovendien is het aantal (al dan niet zelfbenoemde) journalisten dat (uiteraard kritisch) volgt wat er gebeurt exponentieel toegenomen, zeker op landelijk niveau. Waren er vroeger één, later drie (staats)zenders om verslag te doen van wat er in de landelijke Nederlandse politiek gebeurde, sinds de democratisering van de media moet je rekenen op minstens zes voyeuristische camera”s, buitenlandse zenders niet meegerekend. Tel daarbij op de nieuwe media met hun eigen hectiek en dynamiek (sites, blogs, SMS”jes, twitter, Facebook c.a., natuurlijk ook nog gewoon de mening in de kroeg), en politici en bestuurders zijn zeker zestien uur per dag gedwongen zich met hun vak bezig te houden, op straffe van het missen van de essentiële scoop. Is het dan vreemd dat het gezin (de partner) er bij inschiet? Wie zou dat moeten willen? Dat is toch niet normaal of gezond?

Door al die aandacht voor politiek, afgezet tegen het - bewust gewilde - verminderde sturende vermogen van diezelfde politiek komen politici en bestuurders in een bijna onoverbrugbare spagaat terecht. Er moet meer energie worden gestoken in het weten wat er onder de bevolking leeft (mee-twitteren met de nieuwste vrijgestelden?), er moet meer energie worden gestoken in het netjes voldoen aan de technisch-juridisch-bestuurlijke complexiteit (in reactie op de claimcultuur bij iedere tekortkoming van overheidsdienaren die iets over het hoofd hebben gezien of uit rancune (!) hebben genegeerd), er moet meer energie worden gestoken in uitleg waarom de volksvertegenwoordiging tot een keuze is gekomen (als het al zover komt), er moet heel veel kennis van zaken zijn om niet in eerder opgezette valkuilen te vallen, dus ervaring is belangrijk, enzovoorts, tegelijk moeten bestuurders en politici zo ”gewoon”, alledaags en menselijk mogelijk blijven, dus tekortkomen.

Hebben we nog consideratie met het menselijk tekort dat kleeft aan onze bestuurders?
Misschien helpt het als we het menselijk tekort erkennen van degenen die ons helpen politieke spelletjes te doorzien: journalisten. Ook zij maken fouten, ook hen kost het moeite die te erkennen, ook hen moet de ruimte worden gelaten fouten te herstellen en toch gewoon door te gaan met hun nobele vak: geïnformeerd de matig geïnteresseerde burger van relevante informatie voorzien, om de burger die er niet op zit te wachten iedere dag zijn mening te geven van voldoende munitie te voorzien op stembusdag tot een afgewogen keuze te komen, op basis van meer dan de waan van de dag.

Met andere woorden: wat voor bestuurders wil Nederland? Supermensen, die hun partner, gezin en kinderen verwaarlozen om de permanente hectiek van het politiek-journalistieke bedrijf te volgen en toch door blikvernauwing tekortkomen, of mensen die, door schade en schande (een beetje) wijs geworden, fouten blijven maken maar weten dat ze dat doen - zoals ikzelf? Blijven we de halfwaardetijd van onze politici verkorten en het onmogelijk maken dat ze zich tot leiders ontwikkelen, of erkennen we het belang van ervaring omwille van gemaakte fouten? Is een opgelopen kras een pre of een handicap? Uiteraard is er een grens waar je teveel fouten gemaakt hebt om nog geloofwaardig te zijn (4 onafgemaakte kabinetten), maar bewustzijn van het menselijk tekort is hoopgevender dan geloof in een nieuwe Messias. Hoedt u voor (ogenschijnlijk) volmaakten.

zondag 13 september 2009

OPEN MOMUMENTENDAGEN

Geplaatst onder: Algemeen — John @ 22.24

Gisteren en vandaag hebben we (Harrie en ik) intensief meegewerkt aan Open Monumentendagen. Vijf tentoonstellingen, ieder een lezing in Boerhaave. Dat heeft ons de afgelopen weken behoorlijk wat tijd gekost, maar het heeft ook wat opgeleverd. Veel positieve reacties, niet alleen tijdens en ter plekke van de tentoonstellingen, maar ook van wie ik zo verder in de stad tegen kwam. Gisteren was bovendien een ideale dag voor stadsbezoek, dus het liep op rolletjes. De vermoeidheid sloeg afgelopen twee dagen wel behoorlijk toe, maar Annette en Dick hebben ons er met subtiele hulp doorheen geholpen. Dank!

Het lijkt er op dat er een kans is dat Leiden niet alleen nu al een prominente plek op de kaart van kaarten heeft, maar misschien ook een nog prominentere plek zou kunnen krijgen. Er is elders in Nederland een overheidscollectie aanwezig van 300.000 kaarten op zoek naar een goede plek om opgeborgen en ontsloten te worden. Dat lijkt een uitgelezen kans om Leiden nog meer “op de kaart” te zetten. We gaan de komende tijd kijken wat de mogelijkheden zijn. Wie weet: een unieke kans.

In ieder geval kijken we met enige trots terug op die vijf tentoonstellingen: mooie en kunstzinnige kaarten in de Lakenhal (nog twee weken te zien), verhelderende kaarten in de Bakkerij (vluchtelingen op de kaart), confronterende kaarten in de synagoge (Joodse geschiedenis in kaart), nostaligische en vooruitziende kaarten in het stadhuis (Leidse stadsplattegronden) en exotische en kostbare kaarten in het Sieboldhuis (Japan in kaart). En twee lezingen, over “waarom waterschapskaarten nauwkeurig zijn” en “waarom alle kaarten liegen”. De tegenstelling bleek niet alleen confronterend, maar ook vruchtbaar en het publiek dankbaar. Moe maar voldaan keerden we huiswaarts.

De komende weken zullen wel weer voluit politiek bedrijf geven, de adrenaline zal wel weer flink gaan oplopen, iedereen in het politieke circuit denkt dat iedereen in de stad al bezig is met de komende gemeenteraadsverkiezingen van maart aanstaande. Weinig kans: het is nu nog het spel van de politieke krachten intern en onderling. Maar posities worden wel bepaald, dus spannend zal het wel worden. Het is echter wel zaak dat we als politiek actieven ons blijven realiseren dat we vooral zelf met het politieke bedrijf bezig zijn. De rest van de stad zal ons vooral op onze resultaten blijven beoordelen en kort voor de verkiezingen wel eens kijken wat ze vinden van wat we de afgelopen jaren gepresteerd hebben. En ook niet veel eerder, tenzij ze hun mening al lang gevormd hebben en dus ook niet meer wachten op onze laatste acties om de kiezer naar onze eigen partij te halen.

Van de kant van het college zullen we ons best doen feiten te creëren waarmee ons resultaat zichtbaar wordt. Niet alleen plannen, ook resultaten. Over zes maanden weten we meer. In de tussentijd blijven we ons best doen en luisteren naar wat mensen belangrijk vinden.

vrijdag 28 augustus 2009

Vakantie Polen 2009

Geplaatst onder: Algemeen — John @ 22.58

15 juli
Uit warm Leiden vertrekken we om 18u. Vanaf half acht rijden we in de internationale trein naar Moskou. Het blijkt een boemel, die via Keulen rijdt. Daar vertrekken we pas tegen 23u. We delen een couchettecoupe met een zenuwachtige Pools-Nederlandse dame die voortdurend op en neer loopt en van alles kwijt is. ’s Nachts hebben geen last van haar, maar slapen is in deze hitte moeilijk!

16 juli
We worden wakker in Polen na een lange, slingerende tocht door het Duitse laagland. Hannover heb ik nog gehoord, Berlijn niet. Overstappen doen we in een drukkend warm Kutno, waar ik het stadje exploreer. Daar hoeven we dus niet naar terug. Wel een aardige eerste kennismaking met plattelands Polen: veel winkeltjes in barakken voor woonflats in Plattenbau, ‘nette armoede’ en non-descripte stadsbouw zonder opvallende architectuur of stadsinrichting, wel schoon. Om bijna 12u kunnen we door naar Lublin, via Warschau (half twee) komen we eindelijk om 16u aan. Het is nog steeds drukkend warm, dus we nemen een taxi naar het hotel voor 20 zl. Het hotel is anoniem-internationaal maar netjes en met (matige) airco, hier wel nodig!
Na omkleden en wassen eerste kennismaking met de stad: ruime boulevards met veel 19de-eeuwse architectuur, een prachtige Renaissance binnenstad en gezellige terrasjes. We eten op het centrale plein (Rynek) voor weinig geld (dat blijft zo). De eerste indruk is goed! Bij het verlaten van het hotel waren we de straat nog niet uit of het eerste antiquariaat diende zich al aan, goed voor een eerste oogst van 15 naoorlogse Poolse kaarten en plattegronden voor 42 zl, na afdingen…

090719-krakauer-poort-lublin.jpg
(Krakauer poort)

17 juli
Goed ontbijt, beetje duur (32 zl pp), de stad weer in. We gaan op zoek naar het Joodse Lublin via het Informatiebureau waar we een apart gidsje krijgen en een boek kopen over de vernietiging van het getto in WOII. Het lege Joodse weeshuis doet helaas aan Leiden denken. Over kale vlaktes bezoeken we de oude en de nieuwe Joodse begraafplaats, tussendoor vinden we nog een landhuis dat de collectie globes omvat van de 19de-eeuwse Poolse nationalist-fysisch-geograaf Pol. Die lege vlaktes, dat waren ooit de huizen van het getto waarvan hier en daar nog fundamenten te zien zijn tussen het groen, door de nazi’s in 1942 met de grond gelijk gemaakt. Met name de stadsboulevard, 4-baans, dendert dwars door het vml. getto, wrang. De terugtocht naar het centrum - nog steeds in de drukkende bloedhitte - langs de jeshiva en het Joodse ziekenhuis, over een van de belangrijkste straten van het voormalige getto, is bedrukkend en indrukwekkend, zeker nadat ik dat boek over de vernietiging van Joods Lublin heb gelezen.
We feliciteren telefonisch Aty met haar 71ste verjaardag en verfrissen ons weer, bezoeken het enige serieuze antiquariaat in de stad (plan van Stettin 1948, 25 zl) en gaan eten in de Zlotastraat (matige pizza) en tuimelen in bed na de eerste volle dag Lublin.

18 juli
Wegens het voorspelde weer (veel zon, 30 grC) doen we even heel weinig. Een bezoek aan het naastgelegen park brengt enige verkoeling en tijd om te lezen. Daarna toch maar weer de stad in: de stadspoort naar Kraków bevat het stadsmuseum. Een ouderwetse opstelling, maar interessant materiaal en een merkwaardige plattegrond van de stad uit 1916, de oudste (!). We zwerven inmiddels zonder kaart door de stad en wandelen van koele plek naar koele plek (voor zover mogelijk) en bekijken hoe we van hieruit met de bus andere steden kunnen bezoeken. Dat lijkt eenvoudig, maar pas na moeizame ontcijfering van de dienstregeling … waarna de informatiebalie met minimaal Engels ons een complete uitdraai levert van de 30 bussen per dag naar Zamosc! We beslissen ons verblijf in de stad met 3 dagen te verlengen om omliggende steden te bezoeken, maar dat blijkt ingewikkeld: een goedkope verlenging van ons verblijf blijkt alleen via Internet mogelijk en dat leidt tot ons eerste bezoek ooit aan een Internetwinkel (en dat na 20 jaar internetten…)!
De hitte slaat toch weer erg toe, dus douchen en naar het avondeten in een achteraftent in de oude stad. Het eten is aardig, maar zwaar en de pils voor het op peil houden van de vochtspiegel erg nodig. Een laatste biertje op de Rynek wordt door muggen verpest.

19 juli
Het weer is volledig omgeslagen, 20 grC en de eerste druppels vallen als we na een flink ontbijt het hotel verlaten. In deze regen naar Majdanek, nee. Dan maar ‘binnendingen’: eerst naar het kasteel, dat een grote collectie heeft, maar wel veel van hetzelfde: stadsgezichten. Er blijkt er een van Van der Aa uit Leiden! Prachtig is de kapel van de Heilige Drievuldigheid met Russisch-orthodoxe muurschilderingen. Verder allerlei, zelfs een paar mooie 18de-eeuwse glazen. Maar geen enkele fatsoenlijke stadsplattegrond, alleen een kopie van eentje van 1835.
We waren al eerder bij de synagoge, maar toen was ie dicht. Toch nog maar eens proberen en ja, raak. Een oudere dame (70?) leidt ons uitvoerig rond, getolkt door een Duitse (!) studente. We horen van de pogingen de Joodse gemeenschap na de oorlog nieuw leven in te blazen en van de anti-Joodse pogroms in 1946-’48. Er is nog maar weinig over van wat voor de oorlog een van de grotere Joodse gemeenschappen was in Polen: van 40.000 toen naar 40 nu. Mevrouw vertelt heel rustig over de oorlog en ze kan het navertellen, omdat ze in de Sovjet-Unie is geboren. Alle Joodse gebruiken passeren de revue, Harrie herkent natuurlijk alles en ik het meeste. Ik maak foto’s van een kopie van de aankondiging van de oprichting van het getto in 1941 en van Joods Polen uit 1991. Ook de parochet gaat op de foto. Als haar zoon binnenkomt en hoort van onze belangstelling haalt hij al zijn (taal)kunnen uit de kast om contact te krijgen buiten Polen. Maar zelfs met ons heeft hij nog de hulp nodig van het Duitse meisje om te tolken. Dat wordt nooit wat. Die studente wordt door ons ook opgehouden, maar blijft erg vriendelijk. De neergang aan te moeten zien van het laatste restje Joodse cultuur hier is pijnlijk, maar leerzaam.

090719-jood-in-gettto-lublin.jpg
(jood in het getto van Lublin, 1941)

090719-parochet-synagoge-lublin.jpg
(de parochet van de synagoge van Lublin)

Met wat eten en thee uitrusten in het hotel. Daarna weer de stad in en eten bij de ‘zwarte tulp’, heerlijk (wel iets duurder, 91 zl).

20 juli
Het weer blijkt aanzienlijk beter dan voorspeld: 21 grC, zon. We lopen via binnenweggetjes naar Majdanek, het stadsconcentratiekamp. Indrukwekkend is een afgesleten cliché voor zo’n plek. De entree is karakterloos, de juffrouw in de informatiebalie geeft geen sjoege, de teksten gaan alleen over Polen en Pools verzet, tot in het kamp, …. zogenaamd? Dan langs een wangedrocht van een memorial. Pas dan komen we bij het eigenlijke kamp. Het is meteen raak: de was- en desinfectieruimte blijkt meteen ook de gaskamer. Vooral voor Joodse vrouwen, kinderen en ouden van dagen. Verder een barak met een maquette van het kamp en een vol schoenen, duizenden, alleen maar schoenen. Het kamp zelf (slechts een-zesde deel staat nog) is niet meer dan een serie tegenover elkaar staande barakken, sommige met schoorstenen (dus verwarmd?), de meeste zonder. Het mausoleum met de as van duizenden is weer wel heel drukkend. En de industriële ovens, rillingen over je rug, kippenvel. Zeker als je leest dat de warmte van de ovens werd gebruikt om te zorgen voor warm water in de douches….

090720-barak-majdanek.jpg
(barakken in Majdanek, Lublin)

090720-ovens-majdanek.jpg
(ovens in Majdanek, Lublin)

090720-lijkentransport-majdanek.jpg
(lijkentransportwagen in Majdanek, Lublin)

Na drie uur gaan we weer terug naar de stad, weer lopend. We brengen het nog op om de kathedraal te bezoeken, maar niet om daar te bidden. Het is een rococo suikertaart vol klatergoud, stijlvast en vol trompe-l’oeil, maar de arrogantie spat er van af.
Dan toch nog een aangename verrassing: de Grodzka-stadspoort (tussen de oude stad en de Joodse wijk) wordt gebruikt door een kunstenaarsgroep die al 15 jaar actief is om de herinnering aan het Joodse Lublin levend te houden. Ze hebben niet alleen een fraaie maquette van de oude stad + Joodse wijk, ze organiseren manifestaties, tentoonstellingen, herdenkingen, enz. Daar worden zoveel mogelijk mensen bij betrokken, het is ook multi-confessioneel. Een enthousiaste, creatieve, innovatieve en zelfs zakelijke club. We gaan er woensdag nog eens langs, email- en websiteadressen zijn al uitgewisseld!
’s Avonds eten we in wat inmiddels ons huisrestaurant is, de Zwarte Tulp. We vergrijpen ons aan een heel goede Chileense wijn: zl 99! Het is uitstekend, dus we verzoenen ons met deze Westerse prijs. Strenge analyse van wat we met de locale club willen bespreken, woensdag.

21 juli
Na weer een copieus ontbijt naar het busstation. Met enige moeite vinden we perron 19 om met een ‘vooroorlogse’ bus naar Zamosc te vertrekken. We doen er ruim meer dan 2 uur over, toch is het maar 85 km. De reis is niet voor niets: Zamosc is een prachtig Renaissancestadje! Een groots marktplein,

090721-grote-plein-zamosc.jpg
(marktplein Zamosc)

met een fraai ‘ratusz’ (voor het huis van het stadsbestuur kent het Pools dus alleen een leenwoord!), prachtige strakke arcades, een van de weinige overgebleven synagogen van de streek,

090721-zamosc-synagoge.jpg
(synagoge Zamosc)

massieve vestingwerken. In een daarvan, een 19de-eeuwse toevoeging in de vorm van een ‘rotonde’ die alle kanten op kon vuren, hebben de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog huisgehouden: executieplaats voor 6 tot 8.000 Polen, Joden en Russen. Zo heeft hier iedere plaats van enig belang zijn eigen gruwelplek. Als ergens, dan hebben de nazi’s zich toch vooral in het General-Gouvernement als beesten gedragen, uit naam van het ‘Herrenvolk’. Zamosc zou ‘gezuiverd’ en een Duitse modelstad moeten worden met als gotspe-naam Himmlerstadt. Honderden omliggende dorpen zijn daarvoor opgeruimd en uitgemoord. Na de Joden lijken de Polen het zwaarst getroffen door de Duitse vernietigingsfabriek. Nu overheerst de wil om vooruit te komen (de mensen lopen hier gemiddeld zeker zo snel als in Nederland), en de (op)bouwwoede is enorm, net als het optimisme dat daaruit spreekt, maar even zo begrijpelijk is de wens te vergeten. Een moeizame, maar hoopvolle periode na WOI (de ‘Pilsudski-tijd’) wordt gevolgd door de meest gruwelijke oorlog en bezetting, waarna de Sovjet-Russische ‘bevrijding’ een lange periode van stagnatie (to say the least) inluidt. Natuurlijk duurt het dan een tijd voordat een volk weer nieuwe hoop ontwikkelt, natuurlijk grijpt Polen dan ook terug op zijn katholicisme. Maar die kerk vormt regelmatig weer een nieuwe bron van repressie (als het aan de kerk ligt) en zelfs van nieuw antisemitisme (radio Maryam). En veel mensen kunnen in de nieuwe verhoudingen en dynamiek niet mee, kleine boertjes bijvoorbeeld, zoals we er vanochtend een zagen die al om 11u stomdronken op de terugweg was van een locale markt. Dan wordt wodka je enige vriend. Gelukkig ging de buschauffeur er heel menselijk mee om en hielp hem de bus uit. Melancholie is hier net zo aanwezig als hyperkapitalisme.
De terugtocht ging voorspoedig, in een comfortabele bus en in ruim een half uur korter. Het eten in de Zwarte Tulp was weer voortreffelijk en er speelde een band heel acceptabele rock-jazz. Moe in bed!

22 juli
Ontbijt ‘as ever’. Volgens afspraak zijn we om half elf bij de Brama Grodska. Maar Marcin is er niet (Agnieska wel, maar de afspraak is met hem). Dus nog maar even lezen in een park dat op de plaats ligt van het armere deel van de Joodse wijk. Niets, maar dan ook niets herinnert aan wat hier was. Gemeentewerkers doen er anderhalf uur over om drie plankjes te vervangen en een kapotte bank weg te halen; dat is bij ons gelukkig echt verleden tijd. Herinnering is vervolgens het sleutelwoord van ons drie uur durende bezoek aan het NN-theater. We bespreken met A en M wat de mogelijkheden tot samenwerking zijn tussen Leiden en Lublin op kaarten- en tentoonstellingsgebied. Heel concreet wordt het nog niet, maar ze sloven zich uit om met ons mee te denken. Ze blijken al in contact te staan met de synagoge in Groningen. Dat zou een basis voor verbreding kunnen zijn. We worden overladen met gratis boeken. Hoeveel het gaat opleveren moet nog maar blijken, maar dat wat ze doen hoog niveau heeft is duidelijk en maakt langzamerhand nieuwsgierig naar hun financiële basis.
We nemen een pilsje op de Rynek en verfrissen in het hotel, de berg met boeken achterlatend. Het eten in de stad bij de Zwarte Tulp is weer prima.

23 juli
Een hete dag, 32 gr. Volgens afspraak zijn we om 10u bij de Grodskapoort. Agnieska zal ons de drukkerij laten zien. In een achterafstraatje moeten vier sloten open, maar dan staan we in een klein drukkerijmuseum. Het is een voormalige drukkerij waarvan het personeel in 1944 door de nazi’s is vermoord omdat ze voor het ondergrondse Poolse (’binnenlandse’) leger werkten. Unieke persen en andere machinerie, allemaal nog werkend. Het is een dependance van het Grodska centrum, waar bv kinderen al doende kunnen leren hoe vroeger gedrukt werd: voor de oorlog, in de oorlog en in de tijd van Solidarnosc. Zo komt geschiedenis naar het heden. Goed initiatief! Tomek, de directeur van het centrum, zit blijkbaar steeds weer vol nieuwe ideeën, ook na 20 jaar nog. En hij weet ze gerealiseerd te krijgen, dus zakelijk inzicht en goede contacten heeft hij blijkbaar ook! Anja, een andere medewerkster van het centrum, leidt ons door de catacomben van de stad, waar met maquettes en een multi-mediashow de stadsgeschiedenis zichtbaar wordt gemaakt. Met name de ondergrondse koelte is aangenaam. Het gesprek met Marcin erbij in het trappenhuis gaat over geschiedenis, de stad, Europa, neonationalisme, wat kaarten kunnen vertellen en nog veel meer. We worden zelfs ten behoeve van de website gevraagd commentaar te geven op Lublin en het centrum: moderne oral history. Als klap op de vuurpijl krijgen we van de directeur een boek met facsimile”s van alle bekende plattegronden van de stad cadeau. Het is echt teveel, maar weigeren kan natuurlijk niet. Als kleine tegenprestatie nodigen we Agnieska en Marcin voor het avondeten uit.
Verfrissen in het hotel is erg nodig. Even rustig aan en dan weer terug naar de stad. Agnieska en daarna ook Marcin verschijnen voor het diner, buiten op het terras van de Zwarte Tulp. We praten urenlang over van alles, hoe het tussen ons zit wordt ook duidelijk. Ze brengen ons naar het hotel, drinken nog een glaasje (het zijn allebei zeer matige drinkers) en dan is het afscheid. Apart hoe goed we deze twee mensen hebben leren kennen in luttele dagen. Zien we elkaar ooit weer? Wie zal het zeggen?

24 juli
Ontbijten, inpakken en weg wezen.
Met de bus naar Przemysl in zo’n 4 uur. Onderweg is het drukkend warm in een nogal oude bus. Alleen open raampjes geven enige verkoeling, maar helaas: ze verwarren het kapsel van de mevrouw voor me, dus het raampje moet dicht. Iedereen zweet, maar niemand protesteert. Verder verloopt de reis voorspoedig en we vinden meteen ons hotel en de email-reservering blijkt te kloppen. Een mooie kamer, alleen ook hier drukkend warm. Na een douche wil je meteen weer douchen.
Dus maar de stad in. De informatie is lastig te vinden, we worden een beetje door de hitte bevangen. De stad verovert onze harten niet meteen (de jongen op de fiets wel), maar dat komt wel. Na wat doelloos rondlopen strijken we op een terras neer. Het blijkt ‘the place to be’ te zijn; we blijven plakken en eten goed. Ergerlijk is wel te zien hoe twee kleuters de viooltjes in het perk midden op het terras plukken zonder dat iemand iets doet en de moeders vinden het ook best. Wat een non-interventie en ongeïnteresseerdheid in het gemeenschappelijke! Vreemd.
Moe van niks doen gaan we vroeg slapen.

25 juli
Het regent pijpenstelen als we wakker worden. Het ontbijt in ons tweede Poolse hotel is sober, maar prima en ruim voldoende. Turkse koffie geeft een gevoel van nabijheid van het Ottomaanse Rijk.
Het regent nog steeds als we de stad in gaan. Dus vluchten we snel het stadsmuseum in. Dat bestaat 100 jaar en geeft een leuke overzichtstentoonstelling van het bezit, bijzondere en gewone dingen door elkaar. Moeizamer is de rest van de collectie, veel recente moderne kunst. Dit alles in een hypermoderne kunsttempel die misstaat in zo’n onderkomen en verwaarloosde stad. Als we buiten komen miezert het nog, dus we ‘vluchten’ het museum van de geschiedenis van de stad in. Dat heeft een prachtige collectie foto’s van de stad en ook meerdere aardige zalen, maar de atmosfeer is niet alleen qua temperatuur drukkend: buiten is het 17 grC, binnen zeker 25, ook het getoonde drukt de bedompte sfeer van deze oude garnizoensstad uit. Veel wapens, veel militaria, veel strijd. Ook in de positieve zin overigens van de strijd van Solidarnosc.
Twee musea is wel weer genoeg en we nemen een koffie op het terras. Het is droog, maar de beperkte wandeling door andere buurten maakt ons nog steeds niet enthousiast over Przemysl. Op de hotelkamer schrijven we ons jaarlijkse contingent vakantiekaarten, ik heb er nog een lamme hand van. We eten in dezelfde tent, redelijk, maar niet opzienbarend. De omweg-wandeling er naartoe bevestigt ons in het beeld van een flegmatieke, enigszins droevige stad die zich Westerser voordoet dan ze is. We zitten echt op de rand van modern Europa. Desondanks: de straten zijn schoon, de bloemperken gevuld, het openbaar vervoer functioneert, het aantal randfiguren stoort niet teveel, terrasjes in overvloed en vol. Dat zijn dingen die in Leiden niet allemaal ook gelden. Kennelijk wordt desinteresse in gemeenschappelijke dingen gecombineerd met discipline en een zekere mate van vanzelfsprekende beschaving. Iets om over na te denken, mede gezien de op het oog snelle verwestersing van de jeugd, gevoed door nog ergere TV-pulp dan bij ons.

26 juli
Na een goed ontbijt en nog even wat lezen omdat het regent, maken we een kleine wandeling naar de forten van de binnenring van de vesting Przemysl.

090726-laatste-synagoge-przemysl.jpg
(laatste synagoge van Przemysl)

Het een flinke klim naar wat niet meer blijkt dan wat aarden wallen met af en toe een stenen ingang. Begrijpelijk dat die binnenring geen enkele militaire betekenis meer had bij het Russische beleg in 1914. In het bos op de top worden we verrast door een bui en al schuilend overvallen door muggen. De wandeling stelt niet veel voor, maar maakt wel dat we ons voornemen morgen een wat langere te maken. We komen door aanhoudende regen wel vrij nat in de stad terug.
We lezen flink door, terwijl het weer helemaal opklaart. We nemen een pilsje op ons ‘vaste’ terras, maar eten bij ‘Dominikanski’. Redelijke keuken, slordige bediening. We zijn getuige van verregaande onbeschoftheid van een vent tegenover zijn meisje: terwijl het eten wordt opgediend begint hij een lang telefoongesprek, op luide toon en tot zichtbare ergernis van het meisje. Ze vertrekken met lange gezichten, zal wel niet lang meer duren.

27 juli
Lang slapen, rustig ontbijten. Het vinden van een bus naar Krasiczyn blijkt toch weer ingewikkelder dan je zou hopen: je moet de kaart van de regio goed kennen om te kunnen bepalen aan welke bus je wat hebt. Gelukkig hoeven we uiteindelijk maar een half uur te wachten. Het kasteel van Krasiczyn is onverwacht fraai, althans van de buitenkant. Binnen is het meeste nog kort en klein geslagen, naar verluidt door de Sovjets. De wanden zijn bekleed met sgraffiti en de vier torens staan voor de koning, de adel, de paus en God zelf. In die laatste zit natuurlijk de kapel. Het eigenlijke kasteel bestaat uit twee vleugels, de andere twee wanden zijn slechts muur. De uitleg is omstandig en alleen in het Pools, dus duurt wat lang.

090727-kasteel-krasiczyn-sgraffiti.jpg
(kasteel Krasiczyn)

Daarna wandelen we door de heuvels (vol loopgraven, vervallen forten, opgeblazen bunkers en veel, heel veel muggen en steekvliegen; je kunt geen moment stil blijven staan of je hebt een zwerm om je benen) in ruim 3,5 uur terug naar Przemysl. Moe, maar voldaan……
Na wat uitrusten op het gemak de stad weer in, laatste ijsje bij ‘de beste ijstent van Polen’, pilsje op ons ouwe stekkie en heel goed eten voor weinig geld (47 zl!) in dezelfde tent als gisteren. Afscheid van Przemysl.

28 juli
Vroeg op, ontbijt, in lekker weer naar het station. Overnachting + ontbijt voor 140 zl met z’n tweeën, goedkoper hebben het in jaren niet gehad.
Ook de trein is niet duur, 180km met z’n tweeën voor 72 zl. De reis duurt bijna 3 uur, dan komen we in een inmiddels warm Tarnów aan. Wandelen naar het hotelletje blijkt geen goed idee, we komen drijfnat aan na 20 minuten heuvel op. Verfrissen dus, want de reservering heeft gewerkt. Het is een kamer boven het toeristenbureau, alles in orde.
We stappen hoopvol op het prachtige stadhuis af, maar helaas, in restauratie.

090729-stadhuis-tarnow-1.jpg
(stadhuis Tarnów)

Het naastgelegen museum is wel open, maar helaas, alleen één zaaltje is open. ‘That’s all’ zegt de suppoost doodleuk. Weer pech. Een prachtige kaart van Galicië (in het Pools, uit ongeveer 1900) is ook al uitverkocht. Het zit even niet mee. Dus lopen we maar de Joodse route. De bimah (=verhoogde voorleesplek) met zuilen en dak van de oude synagoge staat nog, de mikwe (maar met allerlei reclameborden er aan vast) ook nog,

090728-mikwe-tarnow.jpg
(mikwe Tarnów)

verder alleen een heel grote begraafplaats

090728-joodse-begraafplaats-tarnow.jpg
(joodse begraafplaats Tarnów)

en herinneringen. Toch is het hier veel slimmer aangepakt dan in Przemysl waar iedere verwijzing naar de vroegere Joodse gemeenschap ontbrak. Het is te warm om meer te doen, dus terrasje-pilsje. Een nieuwe verfrissing op de kamer is nodig!
In een nog steeds drukkende atmosfeer gaan we op de Rynek eten; heel goed (snoekbaars en varkensnek!) en heel betaalbaar. Nog een rondje en pitten.

29 juli
Het zou mijn vaders 98ste verjaardag zijn geweest. Het weer zou bij hem gepast hebben: wisselend bewolkt en 25 grC. We ontbijten in het restaurant ‘U Jana’ van gisteravond. Prima en veel! Vervolgens op zoek naar het etnografisch museum. Dat heeft als beloofd een mooie tentoonstelling over zigeuners.

090729-tarnow-ethn-mus-zigeuners.jpg
(tentoonstelling zigeuners etnografisch museum Tarnów)

Indrukwekkend, veelzijdig en nauwkeurig. Het museum is gevestigd in een mooi oud pand en heeft ook nog een aardige collectie opgezette vogels, maar de collectie over zigeuners is het belangrijkste. Niet alleen voorwerpen en gebruiken, maar ook de oorlog en eerdere pogroms, vanaf de 16e eeuw in West-Europa. De aantallen, 35.000 voor Nederland, lijken wat overdreven, tenzij je woonwagenbewoners meetelt, maar dat moet je dus beslist niet doen! Neemt niet weg: fraai en leerzaam.
We halen onze kaartjes voor de reis naar Warszawa en ‘doen’ tenslotte het diocesaan museum: een bijzonder mooie collectie gotische kerkelijke kunst, doorlopend in volksdevotie tot in de 80′er jaren. Het doet ons denken aan een eerder bezoek aan zo’n museum in Spanje, Burgo de Osma, met een opschepperige pastoor en net zo’n bijzondere collectie. De begeleidende pater is een rijzige, mooie jongeman die geen woord buiten Pools kent.
Het zit er op, dus alle tijd om te rusten en te lezen. Begin van de avond zoeken we de Rynek weer op, nemen een pilsje en eten weer bij U Jana. Het is beslist een van de beste keukens van de stad, maar tijdens het eten mag je meegenieten van ‘Wild TV’, dus jachtscènes, modeshows van ‘Fashion World’ of operatiescènes van weer een andere pulpzender die op grote schermen wordt vertoond. Vreemd land. De plek van Tarnów blijft bijzonder, boven op een verfrissende heuvel en aan de noordrand van de Karpaten. Het uitzicht vanuit onze kamer, vrij op het zuiden, kilometers ver en vanaf de rand van de middeleeuwse stad, is adembenemend mooi. Als ‘ommetje’ na het eten worden we nog geconfronteerd met teksten over de vernietiging van het Tarnówse getto. Alweer een bewijs dat de moordindustrie van de nazi’s ook hier ‘goed’ gefunctioneerd heeft: tienduizenden doden. Pitten.

30 juli
Vroeg op, ontbijten bij U Jana, dat duurt eeuwig: 20 minuten wachten op een gekookt eitje met nog wat spul erbij gelegd, vreemd. We lopen op ons gemak naar het station, helling af, dat scheelt. De reis naar Warszawa via Kraków verloopt vlekkeloos, al is het heet (31 grC). In dik 4 uur zijn we in de hoofdstad. We hebben van Tarnów geleerd en nemen een taxi. De reservering is gelukt, dus we zitten weer in Campanile. Na het opfrissen gaan we meteen de metropool in: bloedheet, lelijk als de nacht, alsof de oorlog nog maar kortgeleden afgelopen is. Het stratenpatroon is volledig verknoeid en ook erg op de auto ingericht. Brede boulevards waar ooit het getto was, nota bene naar JP2 genoemd. We bereiken het Joods museum van het getto en bekijken de tentoonstelling snel, want we hebben maar 1 uur. Dramatisch!

090731-getto-cf-publicatie-15okt40.jpg
(kaart getto Warschau 1940)

Morgen weer. Onder de indruk lopen we door naar de oude stad, waar het stadsplein helemaal herbouwd is. Al te toeristisch, maar wel begrijpelijk dat ze het gedaan hebben. Gelukkig zelfs, want als je ziet wat ze van de rest van de stad hebben gemaakt: een steen- en asfaltwoestijn, ben je blij dat er nog zo’n gereconstrueerde enclave van beschaving over is, na alle barbarij die de stad zijn verdere aanzicht heeft gegeven. De twee antiquariaten die we zien hebben wel iets, maar niet heel veel. We tikken een RÁ¶mer-zakatlasje uit 1937 op de kop voor 60 zl. Na zo’n lange wandeling door heet Warschau zijn we aan een pilsje toe, en met ons enkele honderden luidruchtige NAC-supporters, want dat blijkt in een stadion om de hoek tegen Polonia Warszawa te spelen vanavond (NAC wint met 1-0). We verontschuldigen ons voor onze landgenoten en de stad is ook vergeven van de politie; kennelijk hebben Nederlandse supporters een slechte naam, of is het alleen voorzorg. In ieder geval gebeurt er niets. We blijven plakken en eten redelijk op het plein van de Nieuwe Stad. De hoofdstad is natuurlijk wel duurder: 150 zl. Met de taxi in vliegende vaart terug!

31 juli
Ontbijten doen we toch maar in het eigen hotel, ook al is dat vrij duur. Opnieuw lopend naar het Joodse studiecentrum/museum. Harrie vindt 3 boeken die van belang zijn voor de tentoonstelling in de Leidse synagoge in september en nog wat informatie in de bibliotheek, waar ze zeer vriendelijk en behulpzaam zijn. We bekijken ook de gruwelijke film over het getto die bij de tentoonstelling hoort. Ik kan er niet steeds naar kijken, het is te erg. De bedoeling is van het begin af aan duidelijk geweest: alle Joden moesten hoe dan ook dood. Wie nog niet door ziekte of honger om het leven was gekomen (100.000 tussen 1940 en 1942) werd weggevoerd naar vooral Treblinka en Majdanek. Pas helemaal op het eind (1943) wordt er verzet gepleegd en het onderdrukken van de opstand kost de nazi’s 4 weken. Dan is er geen getto meer over en geen levende Jood.

090730-warschau-gettotekst.jpg
(tekst over getto, Warschau)

Nog onder de indruk lopen we weer de oude stad in. Het Informatiebureau helpt ons aan adressen van antiquariaten. Waar we gisteren niet terecht konden heeft wel mooi spul, maar ook nogal prijzig. In winkeltjes op de weg naar Kraków slaan we onze slag: een Continental wegenatlas in Warszawa uitgegeven in de jaren ‘30 (dat was een Duitse bandenfabriek!; misschien was de uitgifte wel vooral een vooronderzoek naar de bruikbaarheid van de Poolse wegen voor het geval dat…), een kleine RÁ¶mer-atlas uit idem, twee Duitse kaarten uit 1940/’41 van Mazovië (omgeving Warschau) en een Poolse kaart van Polen uit de dertiger jaren met stadsplattegronden van alle belangrijke steden! Een koopje, ofschoon het duurste wat we hier kopen: 250 zl. Ondertussen is mijn schoen per ongeluk door Harrie kapot gelopen, dus ik strompel naar de taxi - niet dan nadat we op een terrasje geklonken hebben op onze vangsten. De grootste zorg die ons nu nog rest is de vraag of we al dat spul van voor 1945 ongecontroleerd de grens over krijgen!
Na wat rust besluiten we in de buurt te blijven eten. Dat lukt goed bij een behoorlijke ‘echte’ Italiaan voor weinig geld.

1 aug
Alweer een mooie dag, zeker 25 grC. We ontbijten toch maar weer in het hotel. Het museum van de opstand van Warschau blijkt vlakbij en als we aankomen staat er een lange rij: we blijken de 65ste verjaardag van het begin van de opstand uitgekozen te hebben voor ons bezoek. Je hoeft alleen in de rij te staan als je speciale herdenkingsmunten van 2 zloty wil hebben, de toegang is verder gratis. En dat blijkt: het is overvol. Veel kinderen, veel gewone mensen. Het is een redelijk uitgebalanceerde tentoonstelling, zeker op het eerste gezicht, en de inrichting is heel knap gedaan. Met weinig middelen en niet al te veel originele voorwerpen word je in de sfeer van de opstand ondergedompeld. Alle zintuigen (behalve, zoals gewoonlijk, de reuk) worden aangesproken. Echt een geslaagd experiment, zonder de in Nederland inmiddels helaas gebruikelijke blèrende kinderen aantrekkende computeronzin. Als we de catalogus lezen blijkt ons toch een beetje ongemakkelijke gevoel meer fundament te krijgen: het is allemaal wel erg katholiek.

090801-museum-opstand-warszawa.jpg
(museum van de opstand, Warschau)

Niet alleen zwaait het museum zichzelf nogal uitvoerig lof toe (en ook de eerst burgemeester van Warschau, later (en nog) president van Polen Lech Kaczinski), er is een kapel met relikwieën van een van de opstandelingen en die kapel is deel van het museum; ook JP2 is uitvoerig aanwezig, op video met een nogal schandalige tekst. Neemt niet weg dat het een goed opgezet en mooi modern museum is.
We lopen door via grote delen van wat ooit het getto was, op zoek naar de laatste bunker van die andere, eerdere opstand: die van het getto. Daar blijkt dan weer helemaal niets van over. Zelfs geen gedenkplaat, terwijl de stad daarvan vergeven is. Meet Polen nog steeds met twee maten? Ook het gedeelte over het getto in het museum van vandaag haalt er zonder enige goede reden Edith Stein bij, een bekeerde Jodin uit Breslau, die niets met het Warschause getto te maken had, maar wel door JP2 heilig is verklaard. Terug naar het hotel met onze 3-dagen-kaart: we kennen de stad goed genoeg om zonder lijnnummers te kennen heel snel terug te zijn. De reden is minder aangenaam: Harrie heeft een ontsteking gekregen van de beet van een steekvlieg, en die speelt op. Dus rustig lezen op de kamer, alleen gestoord door sirenes ter herdenking van de opstand, met stilstaand verkeer en dito mensen op straat.
’s Avonds eten bij onze ‘huis’-Italiaan, weer smakelijk, en nog een ommetje in gewoon Warszawa, het helpt wel dat dat er ook is.

2 aug
Op het gemak ontbijten we, het is immers zondag! In opnieuw blakend weer (28 grC) gaan we met de tram naar het nationaal museum. Dat zou naast de gebruikelijke parafernalia een mooie collectie Nubische christelijke kunst hebben. Helaas: het museum is weliswaar gratis toegankelijk, maar in verbouwing, midden in de vakantie- en toeristentijd. Alleen Poolse schilderkunst is te bewonderen en laten we daar nou net niet zo”n belangstelling voor hebben. Ook de catalogus die er bij hoort is beroerd (vage foto’s) en de hele mentaliteit in het museum herinnert aan pre-1989 tijden.
Dan maar naar de buren: het legermuseum. Die hebben een gigantische collectie militaria en slechts af en toe teksten in het Engels. Het is veel teveel en als je de teksten mag geloven, dan is het een wonder dat ze niet alle oorlogen gewonnen hebben. Helaas: Polen heeft een lange geschiedenis van nederlagen en hopeloze veldslagen, ondanks een ook zeer militaristische geschiedenis. Over de held des vaderlands, generaal Pilsudski (1867-1935), ondanks zijn antidemocratische staatsgreep van 1926, geen kwaad woord. Neemt niet weg dat er interessante dingen te zien zijn, zoals een gigantische kaart van Polen uit 1770 en kinderuniformen uit WOII. De verschillen met het museum van de opstand van Warschau zijn wel heel opvallend: hier worden alleen de ogen geacht actief te zijn, niet de oren of de tast, laat staan de neus of de smaak. Na een uurtje hebben wel weer genoeg oorlog gezien. In de krantenkiosk, op zoek naar een buitenlandse krant (die we ook vinden: de weekeditie van Le Monde) komen we een Nederlander tegen die hier 3,5 jaar gewoond heeft. Hij deelt ons oordeel dat Warschau een lelijke stad is, met dank aan de nazi’s, dat vooral, maar ook wat daarna is gebeurd doet continu pijn aan de ogen. We lopen binnendoor naar Praga over de rivier de Wisla. Daar aangekomen vragen we ons af waarom we hier naartoe zijn gegaan: niets te zien, saaie nieuwbouw, geen terrasjes. Na wat zoeken vinden we toch tussen de bomen (die zijn er heel veel in de stad, een van de weinige aangenaamheden hier) een Italiaans restaurant. Daar gaan we rustig wat drinken en eten, we slaan ons lezend door de warme uren van de dag. Met de tram weer terug, vliegensvlug. Het openbaar vervoer functioneert uitstekend! Na wat uitrusten eten we weer bij onze Italiaan.

3 aug
Laatste ontbijt van de vakantie! Een beetje ‘nutteloze’ dag, de trein vertrekt pas tegen 18u. We blijven niet in het hotel hangen, maar nemen de bus naar de ‘Umschlagplatz’ (de Polen noemen het nog steeds zo) waar vandaan de nazi’s de laatste Joden van het getto naar de gaskamers stuurden. Een sober monument met alleen voornamen, honderden. Dat is minstens zo indrukwekkend als een muur met duizenden namen. Het is een naam, en toch anoniem. Vervolgens vinden we alsnog de laatste bunker van de opstand van het getto: Miwa 18 ligt nu op Miwa 2, vandaar. Ook al sober en veelzeggend.

090803-rest-laatste-bunker-getto-opstand.jpg
(laatste bunker, opstand joodse getto, Warschau 1943)

Het wordt weer drukkend warm, we moeten even rusten op de Rynek van de Nieuwe Stad. Heel rustig lopen we door tot de Jeruzalemstraat, kopen buitenlandse kranten en lezen op een terrasje. Het laatste bezoek is aan de enig overgebleven synagoge van de stad (er waren er 100) die mooi gerestaureerd is, maar ook streng bewaakt wordt, moet worden?

090803-laatste-synagoge-warschau-2.jpg
(laatste synagoge Warschau)

Nog een vroege pizza bij onze Italiaan en een moeizaam laatste stukje met de tram naar CS in de hitte en we vertrekken! Door de regen door het vlakke Poolse land, 21u in Poznan. Na Rzepin gaan we slapen om pas voorbij Düsseldorf weer wakker te worden (half acht). Ik heb goed geslapen, Harrie niet. Volgende keer toch maar vliegen? Het gaat nu nog lange uren duren….

zondag 22 februari 2009

LILLE, VILLE SUR L’ILE

Geplaatst onder: Algemeen — John @ 1.56

De afgelopen week was het even reces: geen vergaderingen, geen andere afspraken. Even tijd om bij te komen van de toestanden van de afgelopen weken. Ik bedoel natuurlijk de interpellatie over Het Warenhuis en de berichtgeving daarover voor en na. De verleiding daar op in te gaan is groot, maar ik zal hem weerstaan. Ik ben immers voorwerp van onderzoek, dan houd je zelf even je mond. Binnenkort wordt duidelijk wie in opdracht van de burgemeester dat onderzoek zal uitvoeren.

Van de gelegenheid hebben we gebruik gemaakt om even weg te zijn: drie dagen naar Lille in Noord-Frankrijk. Ooit bekend als Rijsel en in Vlaanderen gelegen, sinds de expansiepolitiek van koning Lodewijk XIV (1668) deel van Frankrijk. Geen mens die er nog Vlaams spreekt, ze verstaan het zelfs nauwelijks meer, ondanks dat de taalgrens geen 20 km verwijderd is.

Een stadsbezoek, de moeite waard
Lille is een prachtige stad, als je je beperkt tot het centrum. Er omheen een en al troosteloosheid, met sloppenwijken, caravankampjes, vervallen industrie en veel grijzigheid. Voorsteden als Roubaix en Tourcoing, ooit bloeiende textielsteden, zijn nu plaatsen waar je, als je alleen afgaat op wat je er vanaf de spoorlijn van ziet, nog niet dood gevonden wil worden. Lille zelf is echter een ”boomtown”. Na 1950 ook zelf in zwaar weer gekomen, heeft de stad zich spectaculair hersteld en is nu het middelpunt van een krachtige metropool met meer dan een miljoen inwoners (waaronder ook die sloppenbewoners, dat wel). Het ligt dan ook in het midden van de driehoek London - Parijs - Brussel, per trein op een dik uur van alle drie gelegen. Eigenlijk zoals Leiden in het midden ligt van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, maar ja, zo ziet de stad dat zelf niet. En dus profiteren we daar ook onvoldoende van. Maar dat terzijde.

We hebben veel rondgelopen, meestal in droog maar bewolkt weer bij zo”n 6oC. Prima wandelweer dus, ook als je in een stad loopt. De eerste dag hebben we het historische centrum ”gedaan”. Om te beginnen natuurlijk met de kelderverdieping van het Musée des Beaux Arts, waar (een deel van) het Musée des Plans Reliefs is gevestigd. Daar staan twaalf enorme maquettes van steden in Noord-Frankrijk, België en Zuid-Nederland (de Spaanse Nederlanden eigenlijk) die oorspronkelijk waren bedoeld om belegeringen door het Franse leger voor te bereiden, of verdediging van Franse vestingen mogelijk te maken. Ze stammen uit de periode 1670-1830. “Enorm” is enorm: de grootste meet 9,5m bij 5,5m! Ze zijn op een eenheidsschaal gemaakt van 1:600 (1cm van de maquette is 6m in de werkelijkheid). Een voor die tijd opmerkelijke decimale eenheidsmaat. Je moet er natuurlijk van houden, maar het is een fantastisch gezicht tussen die maquettes te lopen en je als een vogel te voelen die in 1700 op 300m hoogte op Maastricht afvliegt. Met moeite heb ik er een foto van kunnen nemen, het is er namelijk erg donker. Zie het matige resultaat van een plaatje van het Noord-Franse stadje Bergues (vlakbij Duinkerken).

090218-plan-relief-bergues-musee-lille.jpg

De rest van de dag hebben we de antiquaren afgelopen op zoek naar oude kaarten en atlassen, ter aanvulling op een toch al veel te grote verzameling (6200 kaarten, bijna 1000 atlassen en kaartboeken). In een nieuwe stad is altijd wel iets te vinden, al wordt het moeilijker leuke dingen tegen betaalbare prijzen te vinden. Het is toch gelukt: een enorme plattegrond van Brugge (1953), een leuke kaart van het departement Nord (waar Lille de hoofdstad van is) uit 1890 (dat is heel vroeg!) met verkeersstromen, een gerepareerde plattegrond van Roubaix, locale productie uit ±1910, altijd moeilijk te vinden, een paar Art Nouveaukaartjes van Franse departementen en nog zo wat. Catalogi van kaarten met prijsindicatie bestaan in de praktijk niet, dus het is vaak: wat de gek er voor geeft. We hebben er naar ons idee niet te veel voor betaald. We rekenden onszelf rijk met het feit dat een kaart die we de vorige keer dat we in Lille waren niet hebben gekocht omdat we ”m te duur vonden, inmiddels verkocht bleek. We hebben veel minder uitgegeven dat we alsnog bereid waren voor die ene kaart neer te tellen. Maar toch: allebei dezelfde hobby hebben is gevaarlijk voor je portemonnee…. daarom leggen we onszelf om de zoveel tijd droog: dan geen nieuwe aankopen!

De tweede dag hebben we een rondje om het centrum heen gemaakt en daar allerlei interessante architectuur gezien. Waaronder het volgende voorbeeld van geslaagde stadsvernieuwing:

090219-stadsvernieuwing-lille.jpg

waarschijnlijk een oude school die tot appartementen is omgebouwd, en als klap op de vuurpijl het volgende exuberante Art Nouveaupand in een onooglijke 19e eeuwse wijk tussen het centrum en de périférique (ringweg):

090219-art-nouveauhuis-lille-2.jpg

Water, hoe kan het anders?
Nog één ander ding viel aan Lille op: de afwezigheid van open water. De naam is juist een aanduiding van veel water: Lille is een verbastering van l”Á®le, het eiland. Maar alleen bij de gigantische citadel loopt een gekanaliseerd riviertje, van de grachten of de oorspronkelijke loop van de DeÁ»le is niets terug te vinden. Er is wel een gedempte haven en een Rue Basse (waar dat riviertje gelopen heeft), maar verder alleen steen. Het ongewilde, maar voor Nederlanders inmiddels maar al te bekende bijeffect treedt dus ook op: grondwateroverlast, en lekkende en stinkende rioleringen. Er is veel in de stad geïnvesteerd, maar kennelijk niet in de grond. Het rioolstelsel oogt archaïsch. Dat gaat ze nog veel geld kosten!

Franse politiek
Een paar dagen uitblazen van Nederlandse politiek geeft de kans je weer eens te verdiepen in de gang van zaken in een andere politieke wereld: de Franse. De beste ingang om daar kennis mee te maken is het lezen van Le Monde, nog steeds in mijn ogen een van de beste kranten ter wereld.
Net als overal elders hakt de crisis er ook in Frankrijk met zevenmijlslaarzen in. De eerste golven van ontslagen, met name in de autoindustrie, komen op de mensen af. Dat lokt de onvermijdelijke roep om protectionistische maatregelen uit en daar heeft Frankrijk van oudsher toch al een handje van. Daarnaast is messieur le Président, Nicolas Sarkozy, nogal een bazig typje, die de ene hervorming na de andere afkondigt, vaak in scherpe bewoordingen die hele volksstammen tegen hem in het harnas jagen. Zo schijnt hij in januari in een toespraak de rechtspositie van wetenschappers bij het grofvuil gezet te hebben ten overstaan van een groot gehoor van … wetenschappers. Massale protestacties en demonstraties zijn het gevolg en een voor lange tijd verziekte verhouding tussen de president en de intellectuele elite. Maar dat deert hem niet: wie moet hem immers ter verantwoording roepen? Sarkozy heeft de mond vol van “geen verantwoordelijkheid zonder verantwoording” en daarmee schuift hij de ene prefect na de andere minister ter zijde, maar zelf hoeft hij aan niemand verantwoording af te leggen. Na zijn verkiezing in 2007 heeft hij beloofd regelmatig naar het parlement te komen om zich te laten bevragen, maar het is er nog niet van gekomen: te druk met regeren. Sarkozy bemoeit zich met alles tegelijk, le président omniprésent (de alomtegenwoordige president). Ondertussen is de regering (minister-president en zo”n 30 ministers) tot een figurantenrol gedegradeerd, de president regeert per decreet en via de media, met een rechtstreeks beroep op de publieke mening die alle deelbelangen zou overstijgen. Een verontrustende ontwikkeling die we ook in Italië kunnen zien gebeuren en de zoveelste uitwas van “directe democratie”. Het grote belang van machten die elkaar in evenwicht houden en elkaar controleren dreigt op deze manier weggespoeld te worden van de flitsdemocratie. Gaan we dat in Nederland ook meemaken? Ik mag hopen van niet, maar als we niet zelf investeren in begrip van het belang van die machtenscheiding, in staatsburgerschap en in lange termijn denken, dan krijgen we het vanzelf. Een opgave voor de komende tijd, ver voorbij de dagelijkse problemen - die natuurlijk ook aangepakt moeten worden. Het gewone handwerk gaat door en begint voor mij maandag weer!

John Steegh

maandag 29 december 2008

AAD VAN DER LUIT, HET STAATSRECHT EN DE RIJNGOUWELIJN

Geplaatst onder: Algemeen — John @ 2.03

U hebt nog een verslag te goed van het werkbezoek aan Oxford van november (!) maar er is nu even nog een meer actuele aanleiding om op “mijn buurt” in te gaan. Het volgende is namelijk het geval.

Begin van de zomer publiceerde onze buurtkrant “Het Hoogste Woerd” (dat is de wijkkrant van het zuidoostelijke deel van de binnenstad) een ingezonden brief van mijn buurtgenoot Aad van der Luit, tevens raadslid voor D66, al jaren organisator van vele evenementen in deze stad en oud-ambtenaar van de gemeente, toentertijd verantwoordelijk voor zo ongeveer alles wat met sport te maken had hier ter stede. Over die evenementen of over sport ging het niet en zijn functie als raadslid vermelde hij niet in het artikel. Wel dat hij zich enorm boos maakte over én de graffiti in onze buurt én dat de gemeente daar geld aan zou verdienen. Ik neem even voor het begrip mijn reactie daarop over die vlak voor de Kerst in de volgende uitgave van de buurtkrant verscheen:
“In het Hoogste Woerd van juni (2008) stond een inbreng van onze illustere mede-buurtbewoner Aad van der Luit (…).
Aad beweert dat particulieren van de gemeente aanschrijvingen krijgen dat ze graffiti van hun gevels - let wel: op eigen kosten - moeten laten verwijderen, anders doet de gemeente het - op kosten van diezelfde arme belastingbetaler. Niets is minder waar, de belastingbetaler betaalt maar één keer. Want hoe is het écht geregeld? Particulieren en bedrijven die last hebben van graffiti kunnen een overeenkomst afsluiten met DZB-Leiden. Dit gemeentelijke werkvoorzieningsbedrijf zal eerst alle bestaande graffiti gratis verwijderen, de zogenoemde nulbeurt. Wordt een pand daarna opnieuw beklad dan volstaat een telefoontje met de meldlijn. DZB zorgt ervoor dat de graffiti binnen 2 tot 6 dagen wordt weggehaald, racistisiche leuzen zelfs binnen 24 uur. Omdat de gemeente (U als belastingbetaler dus) een belangrijk deel van de kosten draagt, kunnen particulieren gratis gebruik maken van de service. Bedrijven betalen een paar tientjes per jaar. Een particulier wordt nooit door de gemeente gedwongen medewerking te verlenen aan het verwijderen van graffiti. Wel zal de gemeente een particulier, als deze medewerking weigert, een aantal malen vragen toch mee te doen aan de verwijdering. Met name wanneer de graffiti zich bevindt op een beeldbepalende plek in de stad. We willen toch allemaal een mooie stad (houden)?
Kortom: Aad maakt een mooi nummer over belastingbetalers die twee keer gepakt worden, maar het slaat nergens op. De volgende keer graag even checken bij de gemeente zelf voordat dit soort tendentieuze onzin in de buurtkrant wordt gepubliceerd. een simpel telefoontje naar het Servicenummer Woonomgeving was genoeg geweest….
John Steegh, Wethouder verkeer en milieu (waar graffitibestrijding onder valt), GroenLinkser en bewoner van dezelfde prachtige buurt.”

Enkele dagen later reageert Aad op mijn weblog - blijkbaar de makkelijkst te vinden ingang - met een nogal opgewonden stukje als volgt:
“John,
Met verbazing kennisgenomen van je reactie in de buurtkrant ”de Hoogste Woerd”. Ik vind het onbegrijpelijk dat je mij daar niet persoonlijk op hebt aangesproken! Het is namelijk niet onmogelijk dat ik ongelijk heb en laat mij daar graag persoonlijk op aanspreken! Wellicht iets om een voorbeeeld aan te nemen! Uit je reactie blijkt ook weer dat ben je verkeerd voorgelicht door je ambtenaren maar dat is je in al je onbenul ontschoten. Ook een paar tientjes per jaar is geld. En je sneer dat dat ik zaken ongenuanceerd zou brengen en dat dat breed bekend zou zijn zie ik graag onderbouwd met voorbeelden! Ik betreur het dat na het gesprek wat wij in het recente verleden hebben gehad in Einstein over je gebrekkige sociale vaardigheden, je nog steeds niet de moeite hebt genomen om er aan te werken. Ik wens je fijne feestdagen en een voorspoedig 2009. Ik zal vast een wens van mij verklappen; ik hoop dat je de lijsttrekker van GL wordt!

Reactie door Aad van der Luit ”” zaterdag 20 december 2008”

Enkele observaties naar aanleiding van deze merkwaardige correspondentie:

1
In het stukje in de buurtkrant van juni spuit Aad kritiek op de gemeente over graffiti - vol onjuistheden en insinuaties over dubbel betalen door de belastingbetaler - zonder daarover ooit als raadslid enige vraag gesteld te hebben aan de verantwoordelijke wethouder. Hij weet als raadslid heel goed wie die wethouder is, maar vindt het blijkbaar heel normaal zich als ”doorsnee” buurtgenoot te manifesteren in het buurtkrantje en zich daarin boos te maken over dingen waar hij beter over zou kunnen weten. Vervolgens maakt hij zich boos - publiekelijk - over mijn wat afstandelijke reactie in het volgende nummer van de buurtkrant, zes maanden later gepubliceerd. Met name maakt hij zich boos over het feit dat ik hem niet persoonlijk heb aangesproken over zijn eerste reactie, maar zelf ook via de buurtkrant reageer.
Er zit iets symetrisch in onze wederzijdse reacties. We hebben elkaar de afgelopen dagen op straat goede feestdagen gewenst zonder ook maar een woord aan deze correspondentie te wijden. Als buurtgenoten kunnen we het best met elkaar vinden, maar als publieke figuren hakken we nogal ongenuanceerd op elkaar in. Ik verwijt hem niet dat hij kritiek heeft op de gemeente, maar wel dat hij dat niet doet op het platform dat hem als raadslid ter beschikking staat: de raad. Hij vindt natuurlijk niet dat ik niet zou mogen reageren op zijn kritiek als buurtbewoner geuit, maar wel dat ik dat niet direct en persoonlijk naar hem doe. Hier zit spanning tussen persoonlijke verhoudingen en het staatsrecht - waar het recht dat de onderlinge verhoudingen binnen een gemeente regelt toe behoort!

2
Collega-stadsbestuurder Van der Luit is van mening dat ik mij verkeerd heb laten voorlichten door mijn ambtenaren, omdat “ook een paar tientjes per jaar geld is”. Natuurlijk. Maar goed lezen is blijkbaar moeilijk. “Gewone” buurtbewoners, zo beweer ik hierboven, zijn NOOIT extra geld kwijt aan het verwijderen van graffiti. Ze betalen immers al mee via de lokale belastingen. Alleen bedrijven betalen - na een eerste gratis beurt - enkele tientjes (om preciezer te zijn: € 30,–) per jaar. Ook bedrijven buiten het centrum kunnen - op mijn initiatief, de schoonheid en beschaving van de stad is me lief - van deze dienst gebruik maken, tegen hetzelfde niet kostendekkende tarief. Tot mijn genoegen is de waardering onder onze doorgaans zeer kritische stadsbewoners voor de graffitibestrijding hier ter stede zeer hoog: meer dan een 8! (bron: Stadsenquête). Daarom is het zo merkwaardig dat college bestuurder Van der Luit hier zo”n nummer van probeert te maken, zonder overigens daarvoor het voor hem geëigende podium, de gemeenteraad, te gebruiken. De terminologie “onbenul” laat ik dan maar even voor wat hij waard is.

3
Raadslid Van der Luit verwijst naar een gesprek dat naar aanleiding van eerdere uitspraken mijnerzijds plaatsvond tussen mij en de fractie van D66. Dat gesprek vond plaats in Einstein, daar slaat de verwijzing op. We (ikzelf en de D66-fractie) hebben elkaar toen wat dieper in de ogen gekeken en afgesproken dat we elkaar wat vaker direct zullen benaderen als ons wederzijds iets niet zint. Daar heb ik mij sedertdien redelijk aan gehouden. Maar deze - publieke! - reactie van Aad noopt me toch weer een politieke analyse van de situatie te maken. Het moge zo zijn dat ik me - over zo iets onbeduidends als een interpretatieverschil rond graffitibestrijding - in een buurtkrantje publiekelijk van Aad als publiek figuur distantieer, zijn overreactie duidt blijkbaar op wel erg lange tenen. Als daaraan kwalificaties als “onbenul” en “gebrekkige sociale vaardigheden” moeten worden toegevoegd, wat is er dan aan de hand? Hoe is het mogelijk dat vertegenwoordigers van twee partijen die inhoudelijk helemaal niet zo ver van elkaar af staan toch zo heftig op elkaar reageren? Is dit alleen een botsing van karakters? Ik geloof het niet.

4
Het heeft voor mij meer te maken met populisme en rechtstatelijkheid. Aad heeft een stijl die geen onderscheid maakt tussen persoon en positie. Aad is Aad, ook al is hij raadslid. Maar willen we een werkend, integer en voorspelbaar bestuurssysteem dat zo veel mogelijk onafhankelijk is van de personen die er deel van uitmaken? Dan is rechtstatelijkheid van doorslaggevend belang. En dat betekent dat we privé en publiek uit elkaar moeten blijven houden. Daarom spreek ik Aad er op aan - als bestuurder - dat hij, ofschoon hij die rol heeft, als privépersoon reageert in een (semi-)publiek orgaan als onze buurtkrant. En zich daarin lekker afzet tegen het publieke orgaan, de gemeente, waar hij zelf deel van is als raadslid. De raad is het hoogste bestuursorgaan van de gemeente en wanneer je daar lid van bent kun je je niet tegelijk opstellen als buitenstaander zonder (mede-)verantwoordelijkheid. Dat deed Aad wel, en daar reageerde ik - als bestuurder - op. Dat is geen juristerij, maar het verdedigen van de kern van onze democratie.

5
Toppunt wat dat betreft was de uitglijder van Aad”s fractievoorzitter tijdens de laatste raadsvergadering. Aad heeft het zelf alleen op afstand kunnen volgen via www.sleutelstad.nl, want hij heeft een knieoperatie moeten ondergaan die hem even uitschakelde: ik heb bij hem voor de deur mogen constateren dat het hem weer wonderwel goed gaat met een nieuwe knie! Nog wel op krukken, maar gelukkig al weer aan de loop.
Maar Paul van Meenen, de fractievoorzitter van D66, heeft tijdens het raadsdebat over de Tweede Bestuursovereenkomst rond de RijnGouwelijn (RGL; 16 december jl) een staatsrechtelijke hoofdzonde begaan door te beweren dat de handtekening die ik de dagen daarna - op basis van de instemming van de meerderheid van de raad met die afspraak met de provincie Zuid-Holland - heb gezet “niet namens hem” was en dat het “vodje papier” waarop die overeenkomst was geschreven “na maart 2010 wel zou worden verscheurd”. Toegegeven: in het heetst van de strijd hoeft niet ieder woord op een weegschaaltje gelegd te worden en ook ik heb tijdens dat debat een scheve schaats gereden door te suggereren dat zonder de handtekening van Leiden de RGL er niet zou komen, zonder te verwijzen naar de mogelijkheid van de provincie Zuid-Holland om met een aanwijzing de komst van die tram af te dwingen. Maar de opmerking van Van Meenen raakt veel meer de kern van ons democratisch systeem en dat verbaast van een partij die zich Democraten66 noemt. Een meerderheidsbesluit van een gemeenteraad bindt vervolgens iedereen in die raad, ook Van Meenen. Dat is de essentie van democratische meerderheidsbesluitvorming. Dat is ook het wezenlijke verschil met de nÁ­et getekende overeenkomst van eind 2005 die vervolgens (terecht) de inzet kon worden van de raadsverkiezingen van 2006.

6
De ondertekening van de overeenkomst van de provincie betekent dat de gemeente Leiden niet zonder instemming van diezelfde provincie van die overeenkomst af kan. Als Leiden er toch vanaf zou willen mogen de politieke partijen die dat willen beginnen met tientallen miljoenen euro”s op tafel te leggen. Grof geteld zou afkoop van de overeenkomst rond de € 75 miljoen kosten … en dan heb je vervolgens helemaal niets: geen beter openbaar vervoer, geen ringweg om de binnenstad te ontlasten en geen betere bereikbaarheid van de stad. Wat je wel hebt is een blijvend verziekte verhouding met de provincie Zuid-Holland, een blijvend verziekte verhouding tussen stadsbestuur en alle relevante economische krachten in de stad en een blijvend verziekte verhouding binnen het gemeentebestuur zelf. Of we óók te maken hebben met een “blijvend verziekte verhouding” met de Leidse bevolking (die immers met 70% van de stemmen tegen de komst van de RGL stemde), zoals tegenstanders ongetwijfeld zullen beweren? Ik hoop en verwacht dat de meerderheid van de Leidse bevolking zich zal realiseren dat een andere tram, over een ander tracé en met bijkomende maatregelen (inclusief provinciaal geld om dat mogelijk te maken: Ringweg Oost en nieuwe aansluiting bij de Plesmanlaan) beter is dan niets. Kortom: er zijn - om dat alles te voorkómen - onomkeerbare besluiten genomen en dat is maar goed ook. Daar ben ik trots op. Ook als ik - al wenst Aad me dat toe - geen lijsttrekker van GroenLinks word.

zaterdag 11 oktober 2008

LEIDEN EN DE KREDIETCRISIS

Geplaatst onder: Algemeen — John @ 0.38

Doorgaans schrijf ik over de situatie in Leiden. De stad staat (gelukkig) nooit stil, dus daar zou ook nu alle aanleiding toe bestaan. Er speelt zich echter dezer dagen in de wereld een ongekend fenomeen af waarvan de invloed op de stad nog onpeilbaar is: een crisis in de financiële wereld, uitmondend in een almaar wegglijdende beurs, ongekend grote geldinjecties in het bancaire systeem door afzonderlijke staten en een snel om zich heen grijpend verlies aan vertrouwen in de economische toekomst. Het spannende voor een stadsbestuurder is vervolgens: wat gaat dit voor ons betekenen?

Niets aan de hand?
Het merkwaardige is, dat de stad functioneert alsof er niets aan de hand is: de begroting wordt gewoon ingediend, gebaseerd op de informatie van het Rijk van Prinsjesdag (dat lijkt al weer eeuwen geleden), terrasjes zitten gewoon vol met het mooie weer van deze dagen en de file is met “filevrije dag” nauwelijks afwijkend van andere dagen. Hoe is het mogelijk? Is de kredietcrisis een “crisis” van Wall Street en Damrak, van het niet-productieve kapitaal, die “dus” het gewone leven niet raakt? Of is het de stilte voor de storm en zien wij de tsunami van massa-ontslagen, gedwongen huizenverkopen en continentwijde armoede nog niet op ons afkomen?

De meeste mensen die ik er over spreek of wiens commentaren ik lees en zie houden het er (soms omwille van de stabiliteit) op dat het een ernstige crisis is, maar dat we er met wat goede wil, herwonnen vertrouwen en tijd wel weer overheen komen. Dat de tijden van weleer gewoon even weg zijn, maar terug komen. Er zullen wel dingen anders gaan: de ongebreidelde zelfverrijking van enkelen zal wel een halt worden toegeroepen, nieuwe controlemechanismen voor het flitskapitaal zullen wel worden ontwikkeld en de ondoorzichtigheid van de financiële markten zal wel iets worden verminderd, maar daarna gaan we op de oude (vrije markteconomie)voet door.

Of toch wel?
Maar stel je nu eens voor dat dit een reële paradigmaverschuiving is? Het einde van dit soort “vrije” markt? De nationalisatie van vele banken, niet alleen in het hartland van het Rijnlandse, sociaal-democratische model (Duitsland, IJsland), maar tot in de kern van het wildwest-kapitalisme (City of London, Wall Street) toe, zou nog maar enkele maanden geleden volstrekt ondenkbaar zijn geweest. Nu is het bijna dagelijkse praktijk en de krijtstreeppakken ontvangen het met gejuich en een zucht van verlichting. De sobere staat, gefixeerd op terugdringing van het financieringstekort en de staatsschuld, tot voor kort uitgelachen en als ”losers” weggezet door de graaiers en geldsmijters van beurzen en banken, smijt zelf ineens met geld om de negatieve effecten af te zwakken van het hallucinerend onverantwoorde gedrag van die graaiers en smijters. De miljarden vliegen je ineens om de oren, terwijl de afgelopen jaren de miljoenen voor onomstreden productieve overheidsinvesteringen slechts mondjesmaat en jaren nadat ze nodig waren beschikbaar kwamen. De rekening moet nog worden opgemaakt, maar dat de belastingbetaler die rekening uiteindelijk gepresenteerd zal krijgen staat welhaast vast. En niet alleen in de Verenigde Staten en hun reddingsplan van 700 miljard dollar, ook hier.

Het is voor iedereen volkomen speculatie wat dit alles teweeg zal brengen. Toch een rudimentaire en allereerste poging, waarbij de effecten voor de stadsbestuurder niet geschuwd zullen worden.
1
Er ontstaat een tweedeling in de banken- en verzekeringswereld. Wat genationaliseerd is, zal terugkeren in een situatie die vergelijkbaar is met wat de Postbank vroeger was: enigszins bureaucratische instellingen, in staatseigendom en sociaal georiënteerd. De rest van die wereld functioneert vooral voor de toplaag en de grote bedrijven, en op wereldschaal.
2
De spaarquote gaat fors omhoog. Dat remt de economische groei enorm, maar tot ieders voordeel. De maatschappij wordt minder hectisch, de werrkloosheid loopt wat op, maar er is weer tijd voor buren en mantelzorg, de files worden korter en de spitstreinen minder vol, de energievoorraden houden het wat langer uit, waardoor we meer tijd hebben om na te denken over het post-fossiele brandstoffen-tijdperk.
3
De gemeente zal beduidend minder geld hebben voor reguliere uitgaven en zeker ook voor investeringen. Maar een minder gespannen markt veroorzaakt dat die investeringen ook een stuk goedkoper worden, en dus wel kunnen worden gerealiseerd. De dynamiek verdwijnt beslist niet, maar wordt meer gebaseerd op sociale regels en solidariteit. De onderhoudstoestand van de stad versobert wel, maar iedereen doet zijn ding zelf, waardoor de afhankelijkheid van de collectieve diensten kleiner wordt en de ruimte er toch verzorgd en aantrekkelijk uit blijft zien.
4
De ontwikkelingen gaan (in Europa althans) minder snel, de Verenigde Staten zakken in een langdurige en ernstige crisis weg, de oorlogen in Irak en Afghanistan verliezen de VS definitief, met oneervolle terugtrekking van de overgebleven troepen, de wereld wordt meer vanuit China en India (en Brazilië en Turkije) gestuurd. Die kijken wel uit zich in vergelijkbare wespennesten te steken en oefenen hun macht vooral met economische middelen uit, zoals de VS tot de overmoed van de Bush”en ook deed. Er ontstaan dus ook no-go-areas wereldwijd, van waaruit de drugshandel ongebreideld voortgaat. Maar de invloed daarvan op het sociale netwerk in Europa neemt af, door de afnemende dynamiek. De zelfredzaamheid, zowel inidividueel, als lokaal en regionaal, neemt weer iets toe.
5
Allerlei speculatieve markten, niet alleen in ondoorzichtige financiële producten, maar ook in kunstvoorwerpen, antiquarische boeken en kaarten en andere onnutte dingen, zakken in. Vele markten zullen een postzegel-syndroom ontwikkelen (die zijn al enkele jaren niet meer aan de straatstenen te slijten), maar de echte verzamelaar zal blijven genieten van zijn verzameling. De waarde daarvan wordt immers niet (meer) door geld (alleen) bepaald, maar (vooral) door schoonheid en genoegen.

Zijn dit slechts uitingen van “wishful thinking”? Ongetwijfeld. Maar wie heeft een ander, adequater beeld? Ik ben benieuwd!

woensdag 1 oktober 2008

BEZOEK AAN TORUÑ

Geplaatst onder: Algemeen — John @ 0.56

De weekeinden zitten weer aardig vol. Vorig weekeinde hebben we samen met goede vrienden en hun tweejarig dochtertje doorgebracht op ons schip en daar mijn 55ste verjaardag gevierd. Na de hectiek van de weken daarvoor rond Het Warenhuis en onrust onder de mensen van de afdeling Stedelijk Beheer was ik wel aan een paar rustige dagen toe.

Afgelopen weekeinde ben ik als vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig geweest bij de herdenking van twintig jaar stedenband tussen Leiden en de Poolse stad Toruñ. Dat betekende - meer liet de agenda echt niet toe - vrijdagochtend vroeg die kant op en zondagmiddag terug. Door die extreem korte duur was vliegen de enige optie, met de trein zouden van die beschikbare zestig uur dertig aan reizen zijn opgegaan, nu ongeveer de helft daarvan.

Zoals gebruikelijk bij een bezoek aan Toruñ (dat wist ik van een eerder bezoek in 2006 en de ervaringen van collega”s) word je helemaal opgeslokt door het programma. Dit keer, omdat het zo”n feestelijke gebeurtenis was, bestond dat programma vooral uit diners, recepties en lunches. Voor wie mijn figuur kent zal begrijpen dat dat in het algemeen niet mijn favoriete manieren zijn om de tijd door te komen. Maar de kwaliteit van de Poolse keuken vergoedt dan veel. De maaltijden waren voortreffelijk. Ik kon nauwelijks bijhouden hoe vaak ik mes of lepel in een bord met eten heb gestoken. En zoals het hoort in Polen was alles rijkelijk met spiritualia besprenkeld.

De vrijdag werden we met een ”eenvoudige” lunch ontvangen waar ik ook kennis maakte met de honoraire consul van Nederland die ook voor Toruñ en omgeving verantwoordelijk is. Een Poolse zakenman die het vooral als zijn taak ziet Nederlandse bedrijven de weg te leren in dat deel van Polen. Voor cultuur bleek hij weinig belangstelling te hebben en de overheid als gesprekspartner was duidelijk ook niet zijn eerste voorkeur. Voor de inhoud van de glaasjes deste meer. Kort samengevat: een alcoholistische hork die als tafelheer van mij als gast bijna de hele tijd in het Pools met zijn adjudant zat te converseren, zich af en toe verwaardigend enkele zinnen in het Duits met mij te wisselen. Uiteraard is zijn contact met Polen belangrijker dan met mij, maar dan zou hij dus met de vertegenwoordigers van Toruñ hebben moeten praten, maar nee dus.

”s Avonds was er een welkomstdiner met de twee “vice mayors” van de stad en de andere leden van de Nederlandse delegatie. Daarbij waren ook de bestuursleden van de stedenbandvereniging aan Poolse zijde aanwezig. Een gezellig gezelschap en diner, waar we ervaringen uitwisselden over wat een stedenband voor beide plaatsen betekent of nog meer zou kunnen betekenen. “Vice mayors” zijn overigens eerder zoals in Duitsland Beigeordneten dan wethouders, de gekozen burgemeester kiest zijn eigen assistenten. Het vele werk van het dagelijks bestuur wordt verdeeld over de drie dagelijks bestuurders, maar er is nauwelijks sprake van een politiek bestuur. De twee heren zijn dan ook voormalige ambtenaren van de stad. Politiek gezien doet alleen de burgemeester er toe.

Op zaterdag was de grote feestdag. Na weer een lunch verzamelde iedereen zich op het grote stadsplein waar de burgemeester en ik een toespraak hielden over verleden, heden en toekomst van de stedenband. Ik heb benadrukt dat het karakter van de stedenband in de loop van de jaren fundamenteel veranderd is van een hulprelatie tussen Leiden en Toruñ in een van gelijkwaardigheid, beide deel van één Europa. Vervolgens ging een hele stoet mensen in een “orange parade” door de straten van de stad naar het huis van de stedenband in een oude stadstoren aan de oevers van de Weichsel. Voorop een militaire kapel, dan een “tableau vivant” van de Nachtwacht, georganiseerd door de stedenband aan Poolse zijde, dan de burgemeester en ik en een hele stoet mensen er achteraan. Vele inwoners van de stad bekeken de stoet met enige verbazing, maar zwaaiden wel. Voorwaar feestelijk! Ook een aparte ervaring als republikein mee te lopen in een orangistische optocht, met een oranje sjaal om mijn hals en een (geleende) oranje stropdas…
Bij het verenigingshuis in de stadstoren werd op een groot podium het tableau vivant van de Nachtwacht nog eens uitvoerig overgedaan, met toelichting wat er op het schilderij allemaal te zien is. Ik hoorde allerlei dingen die ik nog niet wist en waarvoor ik blijkbaar naar Toruñ moet om ze te leren kennen. De optredens van Nederlanders daarna waren van beduidend minder niveau, en daardoor verliep het feestje een beetje. Ik heb de “vice mayor” die er nog bij was maar naar de kroeg geloodsd om de plaatsvervangende schaamte niet erger te maken. De officiële receptie daarna in een barokhuis aan het plein (naar verluidt het geboortepand van Copernicus) met, jawel, weer een besprenkeld buffet, verliep uitstekend. Na de herdenkingstoespraak van burgemeester Zaleski mocht ik de Cornelis Joppenszprijs uitreiken aan Pjotr, de voorzitter van de Poolse zijde van de stedenband. Hij was tot tranen toe geroerd. Het betekent voor hem echt iets dat hij een blijk van waardering krijgt van de zusterstad. Dat verhoogt het genoegen van het overhandigen. De avond daarna duurde nog lang en eindigde in een zeer rokerige kroeg….

Wat houd je aan zo”n bezoek over? Enkele korte observaties:
• De stedenband leeft bij de relatief kleine groep mensen die er echt mee bezig is. Of dat ook geldt voor een bredere groep in beide steden waag ik te betwijfelen. Het wordt tijd dat er energie wordt gestoken in het bereiken van nieuwe groepen, anders blijven we in hetzelfde kringetje ronddraaien en hebben de beide steden er weinig aan. Vooral jongeren zullen moeten worden aangesproken en de verbindign van de twee universiteiten zal moeten worden uitgediept. Het feit dát beide steden een universiteit hebben was nota bene voor de Poolse kant een van de redenen om een band met Leiden aan te gaan! Daar zijn zeker mogelijkheden voor, maar dat vergt nieuw elan;
• De band leeft aan Poolse kant meer dan aan de onze is mijn indruk. Ook dat vergt de instroom van nieuw bloed, zonder overigens iets af te willen doen aan het vele goede werk dat de enthousiaste groep in Leiden er van maakt. Enig kwaliteitsbesef als het gaat om waar we mee in Toruñ voor de dag komen mag ook wel ontwikkeld worden. Ik voelde me echt opgelaten met het Nederlandse deel van het feestprogramma aldaar;
• Toruñ maakt net als de rest van Polen een enorme ontwikkeling door. Dat oogt in veel opzichten als een reus in wording, maar wel op lemen voeten. De afhankelijkheid van buitenlandse energie is extreem en de relatieve opwaardering van de zloty de afgelopen jaren, zelfs ten opzichte van de euro, maakt de concurrentiepositie moeilijk, zelfs voor dat hardwerkende volk. Ze pimpelen misschien wel veel, maar ze buffelen ook behoorlijk door. En ze zijn zeer gastvrij en vriendelijk, blij - als ze die talen beheersen, meestal niet - je in het Engels of Duits te woord te staan en te helpen. De ontwikkeling gaat echter zo snel dat ze zichzelf in de weg begint te zitten. Het meest zichtbare voorbeeld daarvan is dat de groei van het wegennet de groei van het wagenpark met geen mogelijkheid bij kan houden. De files zijn vaak erger dan hier!
• Toruñ is in sommige opzichten echt anders dan de rest van Polen, een min of meer liberale stad. De conservatieve, ultra-katholieke en homofobe Kaczynski”s (de president en zijn tweelingbroer die premier was) krijgen in de stad geen poot aan de grond en de beste manier om je in Toruñ onmogelijk te maken is te zeggen dat je het eens bent met wat Radio Mariam (een extremistisch-katholieke radiozender, helaas gevestigd in Toruñ) te melden heeft. De burgemeester probeert aan de verdeeldheid in Polen te ontsnappen door noch sociaal-democratisch, noch liberaal, noch conservatief-katholiek te willen zijn en dat lukte tot nu toe goed: in 2006 is hij met 80% van de stemmen herkozen. Maar de nieuwe ontwikkelingen in Polen maken het moeilijk nÁ­et te kiezen en de macht van de nieuwe liberale premier Tusk is erg groot. Steunt die je niet, dan wordt het moeilijk en de partij van Tusk heeft al aangegeven bij de volgende verkiezingen Zaleski niet meer te zullen steunen;
• Het was fantastisch weer en dan is Toruñ opnieuw een fantastische stad om in rond te struinen. De architectuur is adembenemend mooi, veelzijdig en sfeervol en de mensen relaxed, gastvrij en vriendelijk. Toruñ is met Krakow de parel in een doornenkroon van lelijke Poolse steden, Warszawa voorop. Wat een ramp is dat!

woensdag 10 september 2008

Het Warenhuis

Geplaatst onder: Algemeen — John @ 0.16

Vorige week donderdag publiceerde het Leidsch Dagblad een eerste bericht over vermeende grootschalige fraude bij de kringloopwinkel van de gemeente, Het Warenhuis. De dagen daarna volgden nieuwe berichten waarin zich blijkbaar nieuwe personen bij de krant hadden gemeld met vergelijkbare verhalen. Zaterdag wist het LD zelfs te melden dat ik een vermeende klokkenluider zou hebben “verraden”.

Dat vraagt om weerwoord en uitleg; daartoe ben ik ook in reactie op dit log uitgedaagd. Dat doe ik graag. Daarom publiceer ik hier de volledige brief met bijlage die ik aan het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling GeVuLei (de gemeenschappelijke vuilverwerking Leiden en omgeving) heb gestuurd. Dat bestuur is het formele orgaan waaraan ik als voorzitter van die Gevulei verantwoording heb af te leggen.

Voor de goede orde: wat volgt gaat vooral over de manier waarop ik met een bericht ben omgegaan van iemand die door de krant in het licht van de recente berichtgeving als klokkenluider wordt aangemerkt. Uit de correspondentie wordt wel duidelijk waarom dat woord in augustus vorig jaar niet in mijn hoofd is opgekomen. De berichten zelf, ofschoon van geen enkel bewijs vergezeld, zijn serieus en gedetailleerd genoeg om er een onderzoek naar te laten doen door een onafhankelijke instantie. Daartoe zal het dagelijks bestuur van de Gevulei op mijn voorstel morgen besluiten. De uitkomst daarvan staat allerminst vast en we zullen het geduld op moeten brengen daar op te wachten … voordat we welk oordeel dan ook vellen.
___________________________________________________________

Aan
De leden van het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling GEVULEI

Contactpersoon
(…)
Doorkiesnummer
(…)
Ons Kenmerk
(…)

Onderwerp
Het Warenhuis

Datum
8 september 2008

Geachte AB-leden,

Afgelopen week heeft u in het Leidsch Dagblad en via RTV West kennis kunnen nemen van het vermoeden van fraude bij kringloopwinkel Het Warenhuis aan de Willem Barentszstraat in Leiden, onderdeel van de Gevulei. Kennelijk hebben (ex-)medewerkers van Het Warenhuis contact gezocht met het Leidsch Dagblad om melding te maken van - in hun ogen - wantoestanden. Ik vond de aantijgingen zoals geformuleerd in het Leidsch Dagblad van donderdag 4 september 2008 ernstig genoeg om een forensisch onderzoek te laten doen. Inmiddels zijn bij drie bureaus offertes opgevraagd om een dergelijk onafhankelijk onderzoek uit te voeren. Ik verwacht dat het onderzoek binnen een week kan starten en dat zo”n onderzoek vier tot zes weken zal duren.

Zoals u ook heeft kunnen lezen heb ik op 22 augustus 2007 een mailbericht gekregen van een medewerker van Het Warenhuis. In dit mailtje schrijft de betrokken medewerker “een hoop misstanden en problemen” te zien bij Het Warenhuis en geeft betrokkene aan zich zorgen te maken over de financiële situatie, maar wel potentie te zien voor Het Warenhuis als een goed draaiend bedrijf. De medewerker schrijft geen vertrouwen te hebben in de direct leidinggevenden en zich daarom tot mij te richten. Ik heb betrokkene op 29 augustus 2007 een mailbericht gestuurd waarin ik aangeef dat iedereen die ideeën heeft om de organisatie van de Gevulei beter te doen draaien een luisterend oor zou moeten vinden. Vervolgens heb ik aangegeven dat ik alvorens een afspraak te maken eerst wil weten waarom betrokkene geen vertrouwen heeft in de direct leidinggevende en de suggestie opper om eerst met de hoogste ambtelijke baas van de Gevulei (waar Het Warenhuis onder valt) te spreken, dan wel om met de eigen leidinggevende van DZB te spreken. Betrokken medewerker was vanuit de DZB bij het Warenhuis gedetacheerd. Deze reactie heb ik ook gestuurd aan de directeur van de Gevulei, dhr. W. Van der Vlugt. Hierna heb ik van betrokkene niets meer vernomen en daarom heb ik op 1 november 2007 nog eens geïnformeerd bij die directeur of hij er nog iets over had gehoord. Dat bleek niet het geval en daarmee was voor mij de zaak afgedaan.

Toen het Leidsch Dagblad mij belde voor een reactie op het bericht in de krant van donderdag 4 september 2008 bleek dat men beschikte over de mailcorrespondentie met betrokkene. Ik heb vervolgens aangeboden aan het Leidsch Dagblad om de geanonimiseerde correspondentie af te drukken. Dat wilde men niet, maar de redactie zag wel aanleiding om mij te beschuldigen van een onjuiste handelwijze.
Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Gevulei heeft nooit vastgesteld hoe met een dergelijke situatie om te gaan. Desondanks heb ik naar mijn overtuiging in deze situatie gehandeld binnen het kader van wat in de overheid op dit moment gebruikelijk is. Daarbij geldt dat een ambtenaar die een vermoeden van een misstand wil melden, dat doet bij zijn direct leidinggevende, diens leidinggevende of een door het bestuur aangewezen vertrouwenspersoon. Een eventuele melding wordt door het meldpunt beoordeeld. Een melding kan niet-ontvankelijk worden verklaard indien de gemelde misstand niet van voldoende gewicht is, als de ambtenaar de procedure niet juist heeft gevolgd of als de melding niet binnen redelijke termijn is geschied.

Ik heb er destijds echter voor gekozen om betrokkene niet af te wijzen vanwege het ontbreken van een officiële regeling of procedures, maar om te bezien hoe ik betrokkene snel kon helpen om zijn verbeteringen op de juiste plaats neer te leggen. Bovendien bleek uit het mailbericht van destijds niet een dermate groot en indringend probleem als nu via het Leidsch Dagblad naar buiten is gebracht.

Het leek me goed u van zowel het aanstaande forensisch onderzoek als deze mailwisseling op de hoogte te brengen. Als bijlage stuur ik u de geanonimiseerde mailwisseling met betrokkene.

Hoogachtend,

Mr. J.P.R.M. Steegh
Voorzitter

________________________________________________________________
Bijlage:

Correspondentie Wethouder Steegh met medewerker Warenhuis en directeur Gevulei

________________________________________________________________

Van: Steegh, John
Verzonden: donderdag 1 november 2007 16:20
Aan: Vlugt, Wim van der
Onderwerp: FW: Voorzitter Gevulei Betreft vraag van xxxx, werkzaam kringloop warenhuis Leiden (Gevulei)

Wim,

Nooit meer iets over gehoord. Jij wel?

John

_________________________________________________________________

Van: Vlugt, Wim van der
Verzonden: woensdag 29 augustus 2007 18:38
Aan: Steegh, John
Onderwerp: RE: Voorzitter Gevulei Betreft vraag van xxxx, werkzaam kringloop warenhuis Leiden (Gevulei)

John,
Ik ben een groot voorstander (dat zal je niet verbazen) van een gesprek en wel (zeker in eerste aanleg) met de ambtelijk verantwoordelijke(n) in plaats van de bestuurlijk verantwoordelijke.
Zowel ik als Jan Marijt of desgewenst beiden te samen zijn uitstekende gesprekspartners.
En als jij het gesprek zou voeren zou een van de twee er zeker bij moeten zijn.
“Een hoop mistoestanden”, “de winkel die tegenstaat” en “potentie en ideeën en er op project basis willen werken” en “als je niet geïnteresseerd bent (in een gesprek) zo snel mogelijk weg omdat hij het anders niet aan kan” : wat gebeurt hier en welke achtergrond informatie (ook over de betrokkene) is dan relevant voor een gesprek???
Groet,
Wim.

_________________________________________________________________

Van: Steegh, John
Verzonden: woensdag 29 augustus 2007 16:27
Aan: xxxxxx
Onderwerp: RE: Voorzitter Gevulei Betreft vraag van xxxx, werkzaam kringloop warenhuis Leiden (Gevulei)

Geachte heer xxx,

Nu pas kom ik aan reactie toe wegens terugkeer van vakantie, niet omdat ik zo iets zou laten liggen.

Iedereen met goede ideeën over hoe onze gemeentelijke of in dit geval intergemeentelijke organisatie beter kan draaien moet een luisterend oor kunnen vinden. Voordat ik aangeef of ik al direct met u wil spreken had ik echter wel graag antwoord op de vraag waarom u de anderen bij het Warenhuis niet vertrouwt en of daar nog iets aan te doen zou zijn. Bovendien: tot welk niveau geldt dat dan? Zou een gesprek met Wim van der Vlugt zinvol kunnen zijn? Heeft u uw ideeën ook al eens proberen voor te leggen bij uw formele baas, de DZB (Adriaan Klok en zijn mensen dus)? Zou u ook kunnen leven met een gesprek waarbij Van der Vlugt ook aanwezig is?

Graag antwoord op deze vragen voordat ik definitief ja of neen zeg op uw verzoek. Wordt het ”ja” dan zou een afspraak tijdens mijn wethoudersspreekuur op maandagochtend het meest voor de hand liggen.

Met vriendelijke groeten,

John Steegh
voorzitter Gevulei

_________________________________________________________________
Van: xxxxx
Verzonden: woensdag 22 augustus 2007 21:03
Aan: Steegh, John
Onderwerp: Voorzitter Gevulei Betreft vraag van xxxxx, werkzaam kringloop warenhuis Leiden (Gevulei)

Geachte heer Steegh,
Ik hoop dat u tijd kunt vrijmaken om deze email te lezen, ik weet namelijk niet hoe lang hij wordt. Eerst zal ik mij even voorstellen: XXX, xx jaar, momenteel werkzaam bij Kringloop Warenhuis Leiden, afdeling xxx.
Ik werk nu vanaf xx bij het warenhuis, ben er om kort te zijn ingerold, maar werk er niet officieel. Officieel werk ik voor xxxx Ik zie een hoop misstanden en problemen bij de kringloop en lees ook dat de kringloop verlies draait. Het verbaasd me niks. Ik probeer dit aan de kaak te stellen, maar tot nu toe zonder succes. Naarmate ik er meer werk gaat niet het werk, maar de winkel mij tegen staan. Maar ik zie wel de potentie van de kringloop als goed draaiend bedrijf. Dan zou er echter wel eea moeten veranderen, en dan ook zo blijven. Ik vroeg me af of u misschien een afspraak met me wil maken om te kijken wat mijn ideeën zijn en of dat dan ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Eventueel zou ik misschien wel op project basis willen werken bij de kringloop om het voor elkaar te krijgen. Alhoewel ik natuurlijk begrijp dat u daar niet overgaat (over personeel). Ik kan me ook voorstellen dat u vindt dat ik eerst op lager niveau aan de bel moet trekken, maar ik heb geen vertrouwen in die mensen. Daar u de voorzitter bent en ongeveer het hoogste van de hele Gevulei waar het warenhuis ondervalt, schrijf ik u aan. Mocht u niet geïnteresseerd zijn om met mij te praten, dan zal ik er zelf voor zorgen dat ik zo snel mogelijk bij de kringloop weg ben, omdat ik het anders niet aan kan. (Ik weet niet hoe ik dit anders moest zeggen, ziet u het aub niet als chantage.)
Graag hoor ik van u of u een afspraak met mij wil maken om te luisteren naar mijn ideeën.
Bij voorbaat dank voor het lezen van deze email en het (hopelijk) antwoorden op deze email.
Met vriendelijke groet,

XXX
XXXX
xxxxxx

Volgende Pagina »