Joodse geschiedenis in kaart

14 sep, 2009

Expositie in de synagoge van Leiden, Nederland
september 2009

De bijbelse opdracht tot gedenken vormt een sleutel voor het overleven van het joodse volk. Kaarten helpen om plaatsen van herinnering voor te stellen. In deze expositie presenteert Harrie Teunissen originele kaarten over de joodse geschiedenis van de 19de tot 21ste eeuw.

Interieur

Inleiding

In het bedehuis hangen kaartjes van plaatsen in Nederland waar de fraaie parochot vandaan komen. Dit zijn voorhangen voor de kast met de Thorarollen. De bovenzaal toont kaarten en atlassen bij de joodse diaspora, zoals een plattegrond van Venetië met de joodse wijk (1838), een Ottomaanse plattegrond van Salonika met 32 synagogen (1903), een manuscriptkaart van het getto van Warschau (eind 1940) en een recente kaart van joods New York. Daarnaast zijn er enkele bijzondere kaarten te zien van Israël/Palestina uit de laatste twee eeuwen.

Deze presentatie van 30 kaarten uit de privé-collectie Steegh/Teunissen (bijna 7000 kaarten en 1000 atlassen en reisgidsen) vormde één van de tien exposities op de Open Monumentendagen van Leiden die 2009 als thema hadden ‘Leiden op de kaart’. Een uitbreiding tot 50 kaarten is in voorbereiding voor begin 2011. Als u andere originele kaarten kent die relevant zijn voor de joodse geschiedenis van de laatste eeuwen, ontvang ik graag een bericht.

De expositie in de Leidse synagoge en deze presentatie op het internet kwam mede tot stand dankzij de hulp van: Jos Agasi, Joop Gijsman, Leo Gräper, Firdaus Isfaraini, Leo Levie, Berta Levie – Jungman, Nelleke Nicolai, Janet van der Mark – Mackenzie, Ingrid Moerman, Erik Polak, Malka Polak – Cohen, Monique Roscher, John Steegh, Willem van Traa, Ruben Verhasselt, Remco Vermeulen.

Deel 1: Parochot  /  deel 2: Diaspora  /  deel 3: Israël/Palestina

Deel 1: Parochot

1.   Joden in Leiden

Campen, H.L.A. van, kaart van Leiden, (uitsnede blad 14)
Leiden 1899

De joodse aanwezigheid in Leiden begint in de zeventiende eeuw met enkele sefardische joden aan de universiteit die meestal geneeskunde studeren. Rond 1660 woont er een rabbijn in de stad, die vermoedelijk Hebreeuws en judaïstiek doceert. Begin 18de eeuw verwerven joodse kooplieden het poorterschap van de stad. Zo ontstaat een asjkenazische joodse gemeenschap die aanvankelijk diensten houdt in een privé-huis. In 1723 koopt men een pand aan de gracht ‘het Levendaal’ en gebruikt het als bedehuis; het wordt in 1762 vervangen door een nieuwe synagoge.

Tweede helft 18de eeuw neemt het aantal joodse migranten uit Oost-Europa ondanks beperkende maatregelen toe. In 1796 krijgen de joden, ook in Leiden, gelijke burgerrechten. Van 1737 tot 1809 groeit de joodse gemeenschap van 125 tot 288 personen, merendeels kleinhandelaren, uitdragers en verkopers van oude kleren en hoeden. De ontploffing van het kruitschip in 1807 verwoest ook het joodse schooltje, 19 kinderen komen om. De synagoge raakt eveneens zwaar beschadigd en wordt provisorisch gerestaureerd. Als centrum van de omliggende gemeenten wordt de Leidse sjoel een zogenaamde ringsynagoge, in het ressort Den Haag. Elk ressort (vgl. provincie) heeft een opperrabbijn. Het ‘Nederlands Israelitisch Kerkgenootschap’ is de landelijke koepel.

Sinds de grote renovatie van 1857 bevindt zich boven de ingang van de synagoge een gevelsteen met de Hebreeuwse inscriptie: ‘De toekomstige heerlijkheid van dit huis zal groter worden dan de vorige, zegt de Heer der heerscharen’ (Haggaï 2:10). Het hier getoonde fragment van de grootste kaart van Leiden ooit, toont de ‘Israelitische kerk’ aan de gracht ‘het Levendaal’ en de ‘Jodenkerk Steeg’. De 427 joden die Leiden in 1899 telt wonen vooral in de directe omgeving van hun sjoel. Naast kerkbestuur en kerkenraad zijn er ook genootschappen actief die zorg dragen voor begrafenissen, ziekenbezoek en liefdadigheid, er is een vereniging voor de opvang van migranten en een joods weeshuis.

Door ‘ontkerkelijking’ en vertrek naar Amsterdam neemt het aantal gemeenteleden in de stad af tot 341 in 1930, maar dit wordt gecompenseerd door een toename van joden in Wassenaar, dat tot 1927 bij het gebied van de Leidse gemeente hoort. De zionistische beweging is ook in Leiden actief, met name onder jongeren en studenten. In de jaren dertig neemt de joodse gemeente in Leiden zo’n 260 Duitse vluchtelingen voor korte of lange tijd onder haar hoede. Geen gemakkelijke opgave, bovendien beschouwt de Nederlandse regering sinds 1937 elke nieuwe vluchteling als ‘ongewenscht element’.

Als eind 1940 de Duitse bezettingsmacht de joodse hoogleraren ontslaat, houdt professor Cleveringa een protestrede. Studenten staken, daarop wordt de Leidse universiteit gesloten. Tussen juni 1942 en maart 1943 worden alle joden uit Leiden die niet weten onder te duiken gedeporteerd. Het laatst wordt het joodse weeshuis door Leidse agenten en ‘Grüne Polizei’ ontruimd: 51 kinderen en 9 stafleden gaan op transport. Op vier na komen ze in Duitse concentratiekampen om. In 1942 telt de Nederlands-Israëlitische Gemeente Leiden (inclusief haar dertien randgemeenten) bijna vijfhonderd leden; van hen worden er 271 vermoord. De Leidse synagoge raakt, na de laatste gebedsdienst in september 1942, zwaar beschadigd en geplunderd door NSB’ers. Een aantal voorwerpen kan tijdig veilig worden gesteld in museum de Lakenhal, het Gemeentearchief en bij particulieren. Na de oorlog komen slechts 113 joden uit kampen of de onderduik terug naar Leiden.

De gemeente herstelt langzaam en moeizaam van de ongekende klap. Na de oorlog neemt het aantal leden verder af door emigratie naar Israël of Amerika. Vanaf 1947 wordt de synagoge aan het Levendaal weer gebruikt, maar haar bouwkundige staat verslechtert snel. In 1977-78 kan de synagoge gerestaureerd en haar interieur wordt verrijkt met meubilair en lichtkronen afkomstig uit een Haagse synagoge. Zij heeft nu de status van rijksmonument. De trots van de gemeente vormen haar zeven parochot, de prachtig geborduurde voorhangsels die een scheiding vormen tussen de Arke (de kast met de Thora-rollen) en de gebedsruimte. Drie zijn uit Leiden zelf en vier komen uit de verdwenen synagogen van Heenvliet, Middelharnis, Ommen en Hoorn (zie de 4 volgende kaartjes). Ze zijn inmiddels met veel zorg geconserveerd.

Sinds 1983 voorziet het Joods Studiecentrum naast de synagoge in de behoefte van joodse studenten tot verdieping van hun kennis van het jodendom. Haar cursussen zijn ook toegankelijk voor een breed publiek. De orthodoxe gemeente van Leiden telt nu zo’n 60 leden, zij vormt een klein maar bloeiend joods centrum in de sleutelstad.

2.   Joden in de Mediene

Kuijper, J., Provincie Zuid-Holland, Gemeente Heenvliet
Leeuwarden 1867

In de achttiende eeuw ontstaat naast ‘Mokum’ de ‘Mediene’. Hiertoe worden alle joodse gemeenten (‘killes’) buiten Amsterdam gerekend, zo ook die in Heenvliet, Middelharnis, Ommen en Hoorn. Elke ‘kille’ moet voor een gebedsdienst minimaal tien mannen van 13 jaar of ouder hebben. Meestal dient eerst een kamer in een woonhuis als plaats voor die dienst. Pas later worden synagoges gebouwd (op de kaartjes met rood gemerkt). Daarnaast zijn een ritueel bad (‘mikwe’) en een begraafplaats vereist en is een schoollokaal gewenst.

Kuijper, J., Provincie Zuid-Holland, Gemeente Middelharnis
Leeuwarden 1866

Iedere joodse gemeente dient door interne belastingen, offergelden en boetes haar eigen voorzieningen aan te kopen en te beheren. De gekozen bestuurders (‘parnassiem’) stellen reglementen op die door de plaatselijke overheid goedgekeurd moeten worden. Afhankelijk van de middelen beschikt de gemeente over een rabbijn, een voorzanger, een onderwijzer en een ritueel slachter. Vaak worden meerdere functies gecombineerd. Als na het verlenen van gelijke burgerrechten in 1796 de joden zich vrij kunnen vestigen ontstaan verspreid over Nederland een groot aantal nieuwe joodse gemeenten. De mediene beleeft haar hoogtepunt na het midden van de negentiende eeuw. Zo telt in 1869 Heenvliet 54 joden, Middelharnis 152 joden, Ommen 72 joden en Hoorn 433 joden.

Kuijper, J., Provincie Noord-Holland, Gemeente Hoorn Leeuwarden 1869

Eind negentiende eeuw begint de neergang van de ‘mediene’, behalve in plaatsen die zich duidelijk industrieel ontwikkelen. Naast joodse liefdadigheidsinstellingen ontstaan daar culturele en politieke verenigingen, al dan niet van zionistische signatuur. In de eerste decennia van de twintigste eeuw verliezen veel kleinere ‘killes’ hun autonomie of ze worden opgeheven, zoals die van Heenvliet. In de jaren dertig wordt de synagoge van Hoorn alleen nog bij speciale gelegenheden gebruikt. Meer nog dan voorheen fungeert Amsterdam als het zwaartepunt van joods Nederland.

Kuijper, J., Provincie Overijssel, Gemeente Ommen
Leeuwarden 1867

Door de nazi-terreur in de bezettingsjaren blijft er van het joodse leven in de ‘mediene’ niet veel meer over. Na de oorlog verdwijnen ook veel voormalige synagogen, meestal wordt later wel een gedenksteen geplaatst. De sjoel van Ommen wordt verkocht en in 1951 afgebroken. Die van Heenvliet wordt na de watersnoodsramp in 1953 gesloopt, ter plekke rest alleen nog een deel van de ‘mikwe’. De synagoge van Hoorn is 1953 aan de gemeente verkocht en daarna afgebroken. De synagoge in Middelharnis doet na de oorlog dienst als café, discotheek en kledingwinkel. Begin 2007 gaat de oude sjoel van het eiland Goeree-Overflakkee alsnog tegen de vlakte.

 

Deel 2: Diaspora

1.  Getto van Venetië

Society for the Diffusion of Useful Knowledge (ed.),Venice, London 1838

Het getto van Venetië is de joodse wijk in het noordelijke stadsdeel Cannaregio. Vanaf de veertiende eeuw staat de republiek Venetië toleranter tegenover de joden dan omringende staten. Vele joden bouwen in Venetië een bestaan op als geldschieter, lommerdbaas, kleermaker of zelfs dokter. Na 1509 komen uit Spanje verdreven sefardische joden naar de Lagunenstad. In 1516 wordt bij wet bepaald dat joden zich in het getto moeten vestigen. De buurt is door slechts twee bruggen verbonden met de rest van de stad. Daar worden hekken neergezet en die gaan voortaan ’s nachts dicht. Anti-joodse sentimenten zijn er immers geenszins onbekend, zoals ook Shylock ondervindt in Shakespeare’s tragikomedie The Merchant of Venice.

De wijk zelf bestaat uit drie delen, die worden aangeduid als oud, nieuw en nieuwst (zie het prentbriefkaartje). De namen zijn echter verwarrend: het Ghetto Novo is het oudste getto. In 1541 wordt het Ghetto Vecchio toegevoegd en in 1633 het Ghetto Novissimo. De naam is afgeleid van het ”campo gheto”, een gebied dat in de veertiende en vijftiende eeuw werd gebruikt door ijzersmederijen voor het laten afkoelen van hun slakken, gheta in het Venetiaans, ghetta in het Italiaans. Het woord getto is afkomstig van dit Venetiaanse getto.

Pianta del Ghetto di Venezia, z.p. 1997. (Prentbriefkaart)

Er wonen op een gegeven moment 5000 mensen op een gebied van 2 hectare. Dit getto is het enige deel van de oude stad waar huizen van zes of meer verdiepingen zijn gebouwd. Napoleon verovert de lagunenstad in 1797 en laat de hekken neerhalen. Venetiaanse joden krijgen echter pas volwaardig burgerschap in 1818. Deze kaart geeft de situatie weer in 1838, als het voormalige getto begint te vervallen.

2.  Synagogen in Amsterdam

Deze kaart zonder jaar van uitgave moet gezien de staat van de stad gedateerd worden op ongeveer 1860. Het kaartbeeld toont de belangrijkste gebouwen in opstand. Aan de Houtmarkt, nu Jonas Daniel Meierplein, staan de ”Portugesche Synagoge”, oftewel de ”Snoge” (nr 59), uit 1675 en de ”Hoofd Synagoge”, oftewel de ”Grote Sjoel” (nr 58), uit 1671. In Amsterdam worden joden niet verplicht om in een getto te wonen. Ze kunnen zelfs het poorterschap kopen, maar ze mogen geen lid worden van een gilde en kunnen geen winkel houden. Joden mogen geen christenen bekeren en er geldt een absoluut verbod op seksuele relaties tussen joden en christenen.

Sybrandi, J.D. & H. Parson, Nieuw Plan der Stad Amsterdam, Amsterdam z.j. (±1860)

De Portugese synagoge is het bedehuis voor de vaak bemiddelde sefardische joden die zich vanaf 1600 in Amsterdam vestigen. In Spanje en Portugal werden ze gedwongen tot het katholicisme, in Amsterdam keren ze terug naar een openlijk joodse levenswijze. Naast de trotse sefardische gemeenschap ontstaat er een grote asjkenazische gemeente van meestal arme joden die in meerdere golven Duitse of Oost-Europese streken ontvluchten. Deze groep spreekt Jiddisj, dat van grote invloed is op het Amsterdams. Aan hun Hoofd Synagoge worden nog drie Hoogduitse synagogen toegevoegd – tegenwoordig is daarin het Joods Historisch Museum gevestigd.

In 1796 neemt onze Bataafse Republiek het ”Decreet over den gelijkstaat der Joodsche met alle andere Burgers” aan. Nederland is vrijwel het enige land in Europa dat na Napoleon die emancipatie van de joden niet terugdraait. Maar sociaal-economisch blijven er veel op de onderste tree staan. In de negentiende eeuw gaan sefardische en asjkenasische joden wel meer met elkaar om en trouwen ook vaker onderling. In 1869 bedraagt het aantal joden in Mokum 30.039 op een totaal van 281.502 Amsterdammers.

3.  Mellah van Marrakesh

Lambert, Paul, Plan de la Ville de Maroc (la Rouge), uit: Bulletin de la Société de géographie, Parijs 1868

De stad Marrakesh wordt in 1062 gesticht door de eerste emir van de berberdynastie der Almoraviden. De joden uit het Atlasgebergte mogen daar eeuwenlang wel handel drijven, maar niet wonen. In de zestiende eeuw neemt het aantal joden sterk toe door de komst van verdreven sefardim uit Spanje en Portugal. Daarop bepaalt de sultan in 1557 dat de joden in zijn hoofdstad bij het paleiskwartier in een apart ommuurde wijk, de Mellah, moeten wonen (onder het midden van de kaart). De naam is afgeleid van ‘malh’, het Arabische woord voor zout, aangezien veel joden in de zouthandel werken.

Volgens de islamitische wet zijn joden (en christenen) tweederangs onderdanen; ze worden beschermd, maar moeten extra belasting betalen. Ook mogen zij geen wapens dragen en moeten zij zich in hun kleding onderscheiden van moslims. In de joodse wijken gelden de rabbinale regels. De Mellah van Marrakesh omvat een van de grootste joodse gemeenschappen van Marokko, met synagogen en scholen, herbergen en winkeltjes. Op haar begraafplaats, vol witte zerken met hebreeuwse inscripties, worden 11 joodse tsaddiks (rechtvaardigen, vromen) vereerd.

4.  Synagogen in Salonika

Wernieski, A., Plan de Salonique (verkleinde kopie van Frans/Ottomaanse plattegrond van Thessaloniki uit 1903 met ingetekend alle synagogen, kerken en moskeeën), Leiden 2003

Het Macedonische Salonika (Bulgaars: Soloen, Grieks: Thessaloniki, Turks: Sélanik) wordt tegen 1900 door Bulgarije, Servië en Griekenland op de Ottomanen geclaimd. Deze dynamische havenstad wordt het Jeruzalem van de Balkan genoemd. Sinds joden en maranen uit Spanje, Spaans Zuid-Italië en Portugal hier hun toevlucht zochten is de meerderheid van de bevolking namelijk joods. De namen van de synagogen op de stadsplattegrond markeren deze geschiedenis. Uit een volkstelling van 1883 blijkt dat 56% van de 85.000 inwoners joods is. Verder is 23% Turks-islamitisch en 19% Grieks-orthodox. In het achterland van de stad wonen ook veel slavisch sprekende onderdanen van de sultan. Rond 1900 kent de stad 32 synagogen, 32 moskeëen en 18 kerken.

De synagogen heten: 1. Nevee tsedek (Woning der gerechtigheid, uit Calabrië), 2. Kiana (uit Calabrië), 3. Ishmaël (uit Calabrië), 4. Mayor sjenie (Tweede Majorca), 5. Sicilia chadasj (Nieuw Sicilië), 6. Lisbon jasjan (Oud Lissabon), 7. Mayor risjon (Eerste Majorca), 8. Mograbish (uit de Maghreb), 9. Yahia (uit Portugal), 10. Talmoud Tora (de centrale synagoge), 11. Geroesj Sefarad (Verdrijving uit Spanje), 12. Estroug (uit Apulië), 13. Bet Aharon (Huis van Aäron, uit Sicilië), 14. Nevee sjalom (Woning van vrede, uit Calabrië), 15. Lisbon chadasj (Nieuw Lissabon), 16. Ets-ha-chajjiem (Boom des levens, uit Byzantium), 17. Castillia, 18. Asjkenaz (uit centraal Europa), 19. Catalan jasjan (Oud Catalonië), 20. Sicilia jasjan (Oud Sicilië), 21. Aragon, 22. Italia jasjan (Oud Italië), 23. Portugal, 24. Sjalom (gemengd), 25. Italia chadasj (Nieuw Italië), 26. Italia sjalom, 27. Pulia (Apulië), 28. Har gavoa (Hoge berg, uit Apulië), 29. Provencia (Provence), 30. Otranto, 31. Catalan chadasj (Nieuw Catalonië), 32. Evora (uit Portugal).

5.  Straatsburg 1905

Plan der Stadt Strassburg aufgestellt nach dem amtlichem Bebauungsplan, z.p. z.j. (Strassburg ± 1905)

Na een afwezigheid van vier eeuwen mogen in 1791 joden zich weer in Straatsburg vestigen. Tijdens de zwarte pest in de veertiende eeuw waren ze gelyncht en verdreven omdat ze waterputten vergiftigd zouden hebben. De Franse Revolutie rehabiliteert de joden en Napoleon reglementeert hun cultus. In de departementen van de Rijn blijven echter nog allerlei beperkingen van kracht. Pas in 1830, als de juli-revolutie Frankrijk een constitutionele monarchie geeft, kunnen ook de joden van Straatsburg genieten van sociale en religieuze gelijkheid.

Tijdens de Frans-Pruisische oorlog van 1870 wordt de stad hevig gebombardeerd. Na de Pruisische overwinning maakt Straatsburg als hoofdstad van Elzas-Lotharingen deel uit van het nieuwe Duitse Keizerrijk. Ze wordt op een representatieve en grotere schaal herbouwd en omringd met massieve fortificaties. Straatsburg verandert in een industrieel centrum, haar bevolking verdubbelt in enkele decennia en het intellectuele leven bloeit op rond nieuwe bibliotheken en musea.

Ook de joodse gemeenschap profiteert van deze ontwikkeling. In 1878 onstaat het Israelitisches Krankenhaus (bovenste rij, derde vak van links en daarin linksonder). Oude synagogen worden nu te klein en in 1899 verrijst de statige Grote Synagoge aan de Kleber Staden (tweede rij van boven, tweede vak links en daarin aan de rechterkant). Er zijn uit dit tijdvak duizenden plattegronden waarop joodse monumenten en namen een herkenbare, maar bescheiden deel van de stad vormen. Veel joden in de diaspora willen ook zo’n minderheid zijn.

6.  Joden in Duitsland 1906

Verbreitung der Juden im Deutschen Reich, uit: Meyers Konversations Lexikon 6e dr., Leipzig 1906

Dit kaartje uit 1906 toont de twee grote gebieden in het Duitse Rijk waar de joden goed vertegenwoordigd zijn: de provincies West-Pruisen, Posen en de rechteroever van de Oder in Schlesien en een brede strook land die van Oostelijk Westfalen, via Hessen-Nassau, het Groothertogdom Hessen, de Pfalz en Baden naar Elzas-Lotharingen loopt. Buiten deze gebieden kennen vooral grote steden, met name Berlijn en Hamburg, een relatief hoog percentage joden. De toeloop vanaf 1871 naar Berlijn en omgeving gaat vooral ten koste van het joodse aandeel in de bevolking van de oostelijke provincies van Pruissen.

7.  Joden in Polen 1870-1910

De Joden, Nationale Verschuivingen, Joden in 1910 en Joden in de jaren 1870, 1897 en 1910, in: Romer, E. von (Red.), Geographisch-statistischer Atlas von Polen, Warszawa & Krakow 1916

Deze zeldzame atlas van Polen ontstaat vooruitlopend op het herrijzen van een onafhankelijk Polen in 1918. Het linkse kaartje met een overzicht van de verdeling van de joden is nog gebaseerd op tellingen en berekeningen uit Oostenrijk, Pruisen, Koerland, Litouwen, Ruthenië en Congres-Polen. De inkleuring van blauw, via geel, oker en bruin naar rode cirkels geeft het percentage joden op de totale bevolking weer: van gebieden met minder dan 5 % tot districten met meer dan 20 %.

Het rechter kaartje toont de verschuivingen van het aandeel joden op de totale bevolking in de decennia voor 1910. In gebieden waar ze nooit erg talrijk waren, zoals Pruisen, verdwijnen joden bijna helemaal. Gebieden waar het percentage toeneemt zijn vaak knooppunten van belangrijke verkeerswegen, zoals in noordwest-Litouwen. Dat veel joden daar geen blijvende vestiging zoeken, blijkt ook uit opstuwingen bij de grenzen. Bijvoorbeeld aan de rivier de Boeg, tussen Congres-Polen enerzijds en Litouwen en Ruthenië anderzijds en aan de grens met Silezië tussen Congres-Polen en Pruisen. Dit kaartbeeld wijst op een ‘exodus’ in fasen. Die migratie begint 1870 in het westen, in het oosten komt ze pas 25 jaar later opgang.

8.  Zionistische shekel

Zionistische Mizrachi Beweging in Polen, Kaartje van ‘Het land van Israël’, z.p. 1920

Dit kaartje van ‘Het land van Israel’ inclusief de overjordaanse gebieden en met aanduiding van joodse nederzettingen staat op de achterkant van een ‘zionistische shekel’. De naam shekel verwijst naar een munteenheid uit de periode van de Eerste Tempel in Jeruzalem. Het is een bewijs van betaling van lidmaatschap over het jaar 1920 van de Zionistische Mizrachi Beweging in Polen. De Mizrachi Beweging, in 1902 in Vilnius opgericht door Rabbi Jitzshak Ja’acov Reines, is gebaseerd op het motto ‘Am Jisra’el be-Eretz Jisra’el al-pi Torat Jisra’el – Het joodse volk in het land van Israel volgens de Tora van Israel’.

Terwijl de meeste rabbijnen in Oost- en West-Europa het politieke zionisme van Herzl afwijzen ziet Rabbi Reines Gods hand in de spoedige terugkeer van de joden naar een modern Zion. Dit geloof wordt na 1917 sterker door de Britse Balfour-verklaring die hoop geeft op een joods nationaal tehuis in Palestina. Dus moet het curriculum van de Talmoedscholen vernieuwd, om joden materieel en moreel op die terugkeer te trainen.

Zionistische shekel

Elke jood van 18 jaar en ouder kan een shekel kopen en elke mannelijke jood vanaf 21 jaar kan gekozen worden als afgevaardigde naar het Zionistische Congres. Het aantal Mizrachi-afgevaardigden van elk land is gebaseerd op het aantal ‘shekalim’ in dat land verkocht. Mizrachi wordt de belangrijkste tak van de zionistische beweging in Rusland en speelt onder Rabbi Isaac Nissenbaum ook in Polen een vooraanstaande rol.

9.  Weg uit Duitsland 1938

Kaart Entfernungen in der Welt, in: Philo G.M.B.H. (Herausg.), Philo-Atlas, Handbuch für die jüdische Auswanderung, Berlin 1938

Als in 1938 in Berlijn bij een joodse uitgeverij dit merkwaardige atlasje en reislexicon verschijnt zijn sommige kaarten reeds achterhaald. Zo bestaat de eerste Republiek van Tsjechoslowakije niet meer. Toch is dit boekje buitengewoon actueel. De alfabetisch geordende bijdragen lijken standaard informaties uit een reisgids. Maar de visabepalingen zijn geen lastige formaliteiten voor toeristen, het overleven hangt er nu vanaf.

Twee pagina’s uit de Philo-Atlas

Het boek presenteert een uitgebreide topografie van de vlucht. Welke landen nemen nog migranten op? Hoeveel uitreisbelasting moet men betalen? Hoeveel baar geld eist een land bij binnenkomst per persoon voor levensonderhoud? Welke beroepen zijn in die landen gevraagd? Via welke havens kunnen joden Europa nog verlaten? Op welke ziekten moet men voorbereid zijn?

Op dit wereldkaartje zijn de afstanden van Berlijn tot nieuwe bestemmingen ingetekend. Niet aangegeven worden welke paden men moet bewandelen als de grenzen gesloten en legale wegen tot stilstand komen. Uit deze Philo-Atlas spreekt nog het vertrouwen dat het vertrek ordelijk kan verlopen. Dit geloof wordt veel mensen noodlottig.

10.  Joden in Galicië 1939

Association of Ukrainian Former Combatants in Great Britain (uitg.), Ethnographic Map of South-Western Ukraine, München 1953

Van deze complexe etnische kaart van Galicië (nu merendeels in West-Oekraïne) worden hier slechts enkele kwesties aangestipt die voor de joodse geschiedenis van belang zijn. De uitgever verenigt nationalistische oud-strijders die in de ‘14de Waffen-SS Divisie Galicië’ vooral tegen het communisme vochten. Er zijn geen bewijzen dat haar eenheden misdaden hebben begaan tegen de joden.

De kaart is gebaseerd op een reconstructie van de plaatselijke verdeling van nationaliteiten in 1939 door een van haar vroegere leiders Volodymyr Kubijovyć. Deze geograaf en demograaf baseert zich daarbij op de Oostenrijkse volkstelling van 1910, op Poolse tellingen van 1921 en 1931, op kerkelijke registers uit 1931-‘39 en op vele interviews in vluchtelingenkampen uit 1945-‘48.

Nu zijn identiteiten zelden eenduidig. Bij de volkstelling van 1910 bijvoorbeeld wordt van Poolse zijde zware druk op de joden uitgeoefend om te zeggen dat Pools hun taal is, om zo Poolse aanspraken kracht bij te zetten. De organisatoren van deze telling weigeren Jiddish als keuze te erkennen, toch verklaren veel Galicische joden die Pools als voertaal hanteren demonstratief dat Jiddish hun moedertaal is. Chassidische rebbes met een afkeer van het nieuwe joodse nationalisme moedigen daarentegen hun Jiddishtalige volgelingen aan te zeggen dat ze Poolstalig zijn.

Ook de reconstructie van de etnische verdeling voor 1939 moet met de nodige korrels zout genomen worden. Desondanks geven de gele segmenten een redelijk beeld van het aandeel en de verbreiding van de joden in steden en dorpen in Galicië aan de vooravond van hun massale vernietiging.

11.  Getto van Warschau 1940

Jesuiter, M., Manuscriptkaart van het Getto van Warschau, eind 1940, op: geheime Militär Geographischer Stadtplan Warschau, z.p. 1940

Op 12 oktober 1940, Grote Verzoendag, laat het Duitse regiem de joden in Warschau weten dat ze binnen enkele weken moeten verhuizen naar een getto, dat onder andere enkele van de meest armoedige wijken van de stad beslaat. Wekenlang verkeren de joden in onzekerheid over de exacte grenzen. Dit resulteert in geharrewar tussen ‘Polen’ en ‘joden’, die ieder voor zich proberen bepaalde huizenblokken, fabrieken, scholen en kerken of synagoges voor hun gemeenschap te behouden of te krijgen. Op 15 november wordt het grillige getto gesloten, de normale toegang tot de ‘arische’ zijde is verboden. Eind 1940 kent het getto officieel 380.740 mensen. Daarmee is 30% van de bevolking van Warschau op een fractie van haar oppervlak geperst. Maart 1941 komen er nog eens vijftigduizend joden bij uit het district rond Warschau.

Deze manuscriptkaart van het getto stamt, gelet op haar grenzen, uit begin november 1940. Hij is getekend op een geheime plattegrond van Warschau, waarop alle belangrijke economische en militaire objecten zijn weergegeven. De kaart is gemaakt door of voor SS-Sturmbannführer Max Jesuiter, chef-staf van de SS-politie van Warschau. Jesuiter is meeverantwoordelijk voor de honger en de tyfus (alleen al in 1941 sterft tien percent van de gettobevolking), voor de massadeportaties in de zomer van 1942 naar het concentratiekamp Treblinka en voor het neerslaan van de opstand in wat nog rest van het getto in april-mei 1943.

12.  General-Gouvernement 1943

Kaart van het General-Gouvernement, K. Baedeker, Das Generalgouvernement, Leipzig 1943

Het General-Gouvernement omvat de centraal-Poolse districten Krakau, Radom, Warschau en Lublin. Vanaf 1 augustus 1941, na de Duitse inval in de Sovjet-Unie, maakt ook het district Galicië rondom Lemberg (het huidige Lviv in de Oekraïne) deel uit van het General-Gouvernement. Kronieken over nazi-misdaden in Europa maken vaker melding van de vernietiging van het Tsjechische Lidice en het bloedbad in het Franse Oradour dan van het General-Gouvernement waar honderden plaatsen eenzelfde lot ondergaan.

Kaartje van Lublin, K. Baedeker, Das Generalgouvernement, Leipzig 1943

Het systeem van uitroeiing van haar bijna 3 miljoen joden, heeft niets te maken met de behoeften van de oorlog, het schaadt zelfs de belangen van het Duitse leger. Ook moeten hier 12 miljoen niet-joodse Polen gedeporteerd of geëlimineerd om binnen 15 tot 20 jaar plaats te maken voor Duitse kolonisten. Slechts een beperkt aantal zou mogen blijven om slaven te worden van het ‘Herrenvolk’. Het bestaande voortgezet onderwijs en Poolse culturele instellingen worden opgeheven.

Van die vernietigingspolitiek is in deze reisgids uit 1943 weinig te merken. Wel wordt de scheppende rol van Duitsers en hun cultuur in de geschiedenis van de steden sterk benadrukt. Over de vele joden van Lublin meldt deze Baedeker terloops: ‘In 1862 had de stad 57 % joden, nu is ze jodenvrij’. Het kaartje toont het centrum van Lublin, inclusief de inmiddels vernietigde joodse wijk rond het kasteel en de Lubartowerstraat.

13.  Joodse diaspora

The Jewish Diaspora, in: Jeanne O’Brien & Martin Palmer, The State of Religion Atlas, Londen 1993

De afgelopen twee eeuwen zijn de plaatsen van vestiging en de (relatieve) grootte van de joodse bevolking op de wereld ingrijpend veranderd. Allereerst door de massale migratie in de laat-negentiende tot midden-twintigste eeuw van Europa en Rusland naar met name de Verenigde Staten van Amerika. Vervolgens door de enorme tragedie van de Shoa die het joodse leven en haar cultuur, vooral in Duitsland en Oost-Europa vernietigt (ook 75% van de 140.000 joden uit Nederland werd vermoord). Tenslotte door de stichting van de staat Israël in 1948 en haar verdere ontwikkeling. De cartogrammen in de inzetten links onderaan laten zien dat rond 1800 de overgrote meerderheid van de joden in Europa en Rusland woont, maar dat tegen het einde van de twintigste eeuw die meerderheid in de USA en in Israël leeft.

14.  Joden in New York

New York Board of Rabbis, Jewish New York: A History & Heritage Map, New York 2007

New York is de grootste joodse stad ter wereld, er wonen meer joden dan in Tel Aviv. Om toeristen en studenten een overzicht te geven van haar joodse erfgoed heeft het samenwerkingsverband van orthodoxe en liberale, conservatieve en progressieve rabbijnen de opdracht gegeven tot het maken van deze kaart. De hele geschiedenis vanaf 1654, als sefardische joden uit Brazilië in Nieuw Amsterdam arriveren, via orthodoxe en chassidische synagogen uit de negentiende en twintigste eeuw, tot vermaarde joodse winkels van nu moet er exemplarisch op.

Na jarenlange discussies in een uitvoerend comité, onder meer over de aloude kwestie ”Wat betekent joods zijn eigenlijk?”, is deze posterkaart ontworpen met 75 illustraties van monumenten en individuen die ”kosher” genoeg zijn voor de ene groep en voldoende ”seculier” voor een andere. Allen Ginsberg en Emma Goldman komen dus niet op de kaart, maar het huis van Woody Allan als tiener en de eerste vrouwelijke rabbijn, Sally Priesand, wel. De kaart geeft plekken van joodse herinnering slechts bij benadering weer, de informatie op de achterkant is gelukkig preciezer. Rabbi Potasnik zei: ”Perfecte kaarten bestaan niet, maar sommige kaarten zijn perfecter dan andere.”

Deel 3: Israël/Palestina

1.   Joden in Leiden

Acre, Nazareth, le Jourdain, blad 46 van: Jacotin, M. (ed.), Carte Topographique de l’Egypte et de plusieurs parties des pays limitrophes, Paris z.j. (1828)

In 1798 valt Napoleon Egypte binnen en het jaar daarop trekt hij met zijn leger naar Syrië. Op deze veldtochten wordt hij omringd door wel 160 geleerden en ingenieurs die de archeologie, de natuurlijke historie en de topografie van deze landen onderzoeken en vastleggen. De resultaten worden van 1808 tot 1828 gepubliceerd in de 23 delen vol grote gravures van de ‘Description de l’Egypte’. Vanwege haar militair-strategische betekenis verschijnt het atlasdeel in 1828 als laatste.

Deze ‘topografische kaart van Egypte en enkele aangrenzende landen’ in 47 bladen op schaal 1: 100.000 heeft Franse én Arabische opschriften. Door de haast en de vaak vijandige omstandigheden bij het verkennen en meten voldoet de kaart niet aan de cartografische normen die inmiddels in Europa gelden. Maar zij overtreft alle bestaande kaarten van Egypte en Palestina. Franse kampementen worden gemarkeerd door zwaard en musket, gewonnen veldslagen door twee zwaarden kruiselings omhoog (zoals midden onderaan), en verloren slagen idem maar omlaag.

Tijdens het maanden durende beleg van de havenstad Acre (nu Akko in Noord-Israël) bereidt Napoleon een proclamatie voor waarmee hij een joodse staat in Palestina wil stichten. Diverse historici stellen dat dit alleen als propaganda bedoeld kan zijn. Hoe dan ook, als de Turken hulp krijgen van een Engels eskader moet Napoleon terugtrekken. Toch wordt zijn proclamatie van 1799 door latere stichters van Israël gebruikt bij hun argumentatie voor de herrijzenis van een joodse staat.

2.   Palestina in het Ottomaanse Rijk

Ottomaanse Wereldatlas, kaart Klein Azië, Syrië en Palestina, Istanbul A.H. 1314 (1899)

Na de Ottomaanse verovering in 1516 verdwijnt de naam ‘Palestina’ als officiële naam voor een bestuurlijke eenheid, want de Turken noemen hun provincies meestal naar de hoofdsteden. Belangrijk voor de Joden is dat deze Turken vrij tolerant zijn. Veel joodse vluchtelingen uit de Spaanse gebieden vestigen zich in Ottomaanse steden, waaronder Safed en Jeruzalem. Na de reorganisatie van 1873 komt het gebied ten noorden van de lijn van Jaffa – Jericho, bij de provincie Beiroet. Het gebied ten zuiden daarvan komt bij het speciale district Jeruzalem, maar de Negev komt met de Sinaï en West-Arabië bij de Hijaz-provincie.

Toch blijft de oude naam Palestina populair. In de negentiende eeuw gebruikt de Ottomaanse regering het ‘Ard-u Filistin’ (Land van Palestina) in hun semi-officiële correspondentie. Hiermee doelen ze op het gebied ten westen van de Jordaan, de westelijke helft van het latere Brits Mandaatgebied Palestina. Ook ontwikkelde arabieren hanteren de term Filastin voor dit gebied (of meer beperkt voor het district Jeruzalem).

In 1880 telt Ottomaans Palestina 25.000 joden. Eind negentiende eeuw arriveert hier een eerste golf van 30.000 zionistische immigranten. Deze joden uit Oost-Europa en Jemen, leggen de grondslag voor landbouwcoöperaties en richten de eerste hebreeuwse lagere scholen op. De tweede golf van 40.000 joden komt na de pogroms van 1903-07 in het Russische keizerrijk die in Kishinev begonnen. De veelal jonge socialisten dromen van een sterke arbeidersbeweging in Eretz Israel. In 1910 ontstaat Tel Aviv.

3.   Britse kartering van Jeruzalem

Ordnance Survey (ed.), Ordnance Survey of Jerusalem by Captain Charles Wilson & Colonel Sir Henry James, z.p. z.j. (Southampton 1866)

In de negentiende eeuw laat het Verenigd Koninkrijk ook zijn invloed gelden in het Palestijnse deel van het neergaande Ottomaanse Rijk en voert de Britse cartografische dienst daar verschillende projecten uit. Eén daarvan is de kartering van Jeruzalem in 1864-‘65.

Tot het midden van de eeuw is Jeruzalem een achtergebleven stad met hooguit 8000 inwoners, grofweg verdeeld over vier wijken. Moslims wonen meestal in de buurten ten noorden en noordwesten van de ‘Haram ash-Sharif’ aan de oostkant. Christenen vooral in de buurt van de Heilig Grafkerk in het noordwesten van de oude stad. Joden met name bij de klaagmuur, aan de zuidwestkant van de tempelberg en Armeniërs in de buurt van de Zion-poort in het zuiden.

In het midden van de negentiende eeuw beginnen de verhoudingen te veranderen. Orthodoxe joden komen naar Jeruzalem om te ‘lernen’ en de komst van de Messias af te wachten of om daar te sterven. Europese grootmachten proberen hier hun positie te markeren, voor het geval het Ottomaanse Rijk uiteenvalt. Een combinatie van kolonialisme, religieuze ijver en archeologische belangstelling concentreert zich op Jeruzalem.

In de zestiger jaren raakt de oude stad van één vierkante kilometer overbevolkt. Er ontstaan nu projecten buiten de muren. De Russisch-orthodoxe kerk ontwikkelt ten noordwesten van de oude stad een gigantisch complex voor haar pelgrims. Joden bouwen een woonbuurt op de heuvel ten zuiden van de Hinnom-vallei (net buiten de kaart) met uitzicht op de Zion-poort. Deze nederzetting, ‘Mishkenot Sha’ananim’, schept een precedent voor andere gemeenschappen. Zo ontstaat een nieuwe stad.

4.   Veroveringen van Israël 1948

Mappat kibboesjee Jisra’el, Kaart van de veroveringen van Israël, in: Ma’ariv 23 juli 1948, Tel Aviv

Nadat de Verenigde Naties eind 1947 Palestina opdelen in een Arabische staat, een Joodse staat en een internationaal gebied rond Jeruzalem en Bethlehem breekt er een burgeroorlog uit tussen Arabische en joodse inwoners in dit Britse mandaatgebied. Over en weer worden wreedheden begaan. Zionistische paramilitaire organisaties die de grenzen van de te vormen joodse staat verdedigen, beginnen maart 1948 met veroveringen buiten de gebieden hun toegewezen door VN-resolutie 181 (aangegeven door de witte lijnen tegen blauwe achtergrond). Hun voornaamste doel is om de verbinding tussen Tel Aviv en Jeruzalem te herstellen. Als de Britten zich in mei terugtrekken breidt de strijd zich uit tot een conventionele oorlog tussen de nieuwe staat Israël en de omliggende Arabische landen. De voorzitter van de Arabische Liga verklaart: ‘Het geeft niet hoeveel (joden) er zijn. We drijven ze de zee in’.

De ‘Kaart van de veroveringen van Israël’ in het dagblad Ma’ariv toont in blauw de gebieden die onder controle staan van de Israëlische strijdkrachten. De tegenstanders staan in blauw hebreeuws vermeld. Volg de nieuwe grenzen met de klok mee. Midden in het noorden staat Fawzi el Kawakji, commandant van het Arabische bevrijdingsleger. Ten oosten daarvan hebben Syrische milities zelfs een kleine inham veroverd op de Israëliërs. Ten westen van Nabloes staan Irakese troepen. Ten westen van Ramallah staat het Arabische legioen onder Glubb Pasha (de Britse beroepsmilitair John Bagot Glubb) waar koning Abdullah van Transjordanië zijn hoop op vestigt. Ten noorden van Gaza-stad staan Egyptische colonnes. Op 23 juli 1948 is het vroegere mandaatgebied Palestina, op de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook na, in handen van de joodse staat. Wapenstilstanden worden pas begin 1949 gesloten.

5.   Nakba in Palestina 1948

Abu-Sitta, Salman, Palestine 1948, Commemoration of al Nakba – Sixty Years in Exile, Londen 1998, 2008

De Arabisch-Israëlische oorlog van 1948 is voor Israëliërs hun ‘strijd om onafhankelijkheid’, maar Palestijnen noemen het ‘al Nakba – de catastrofe’. De stichting van de joodse staat Israël gaat namelijk gepaard met diverse moordpartijen en de ontvolking van honderden dorpen en resulteert in een verdrijving van zo’n 700.000 Palestijnse burgers. Veel oude dorpen zijn inmiddels verwoest en komen niet meer voor op de kaarten van Israël. Andere zijn vervangen door Israëlische nederzettingen en dragen nu hebreeuwse namen. De meeste oude plaatsen zijn tegenwoordig landbouwgronden en natuurgebieden of in gebruik bij het Israëlische leger.

Decennia lang beschikten de Palestijnen niet over nauwkeurige kaarten die een overzicht gaven van deze etnische zuivering. Hier ligt de verdienste van dr. Salman Abu-Sitta die, na uitvoerig geografisch en demografisch onderzoek, voor de Palestine Land Society deze kaart heeft samengesteld. De aantallen in de tabellen hebben betrekking op de huidige omvang van de vluchteling-gemeenschappen. Met het inzetkaartje toont Abu-Sitta dat zijn inziens het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk grotendeels kan worden opgelost door (bijna) lege gebieden van Israel te bestemmen voor hun terugkeer. De documentatie van beide kaarten wordt uitvoerig gepresenteerd in zijn enorme ‘Atlas of Palestine 1948’ uit 2004 en in zijn ‘The Return Journey’ uit 2007.

In de eerste versie van de al-Nakba kaart uit 1998 verwijst Abu-Sitta voor zijn bronnen onder meer naar ‘The Birth of the Palestinian Refugee Problem, 1947-1949’ uit 1989 van Benny Morris. Op zijn beurt heeft deze Israelische historicus grote waardering voor het kaartwerk van Abu-Sitta maar hij staat nogal kritisch tegenover de ‘propagandistische manipulatie’ van de getallen en hij wijst diens voorstel van een repalestinisering van Israël compleet af. Maar de discussie over de Palestijnse vluchtelingen kan eindelijk gevoerd met de kaarten op tafel.

6.   Verkiezingen in Israël

Dr. Szapiro, Mappa mis. 7: Medinat Jisra’el be-ma’aracha, Kaart nr. 7: De staat Israel in de (verkiezings)strijd, Tel Aviv 1949

Deze kaart toont de districten van het onafhankelijke Israël voor de verkiezing van haar Constituerende Vergadering (daarna Knesset) op 25 januari 1949. Er zijn 509.567 kiesgerechtigden en de opkomst bedraagt 86%. David Ben-Gurion vormt in maart de eerste regering. Zijn Mapai-partij sluit een coalitie met het Verenigde Religieuze Front, de Progressieve Partij, de Sefardim – Oriëntaalse Gemeenschappen en de Democratische Lijst van Nazareth. Israël is voortaan het eerste democratische land in het Midden Oosten, waarin de wetgevende, uitvoerende en rechtelijke machten zijn gescheiden. Alle burgers hebben stemrecht, ongeacht afkomst of geloof en allen zijn ook verkiesbaar; de Knesset kent evenredige vertegenwoordiging.

Maar er hapert ook nogal wat aan haar democratie. Omdat orthodoxen en seculieren het niet eens kunnen worden komt er geen grondwet. Er is grote politieke instabiliteit door voortdurend wisselende coalities. Bovendien wordt haar Palestijnse bevolking, 20 % van het totaal, gediscrimineerd. Een belangrijke beperking ligt vervat in de kieswet die bepaalt dat een partij die het ‘bestaan van Israël als staat van het joodse volk’ ontkent kan worden uitgesloten van verkiezingen. En alleen joden hebben ‘recht op terugkeer’.

7.   Water in Israël

Chefets, Meir & Ze’ev Aner, Mappat ha-majim be-Jisra’el, Waterkaart van Israel, Jeruzalem z.j. (±1960)

Op deze kaart is het belangrijkste watertransport van Israël te zien. Het bestaat uit een reeks kanalen, pijpleidingen, tunnels, reservoirs en pompstations. Dit systeem is bedoeld om water van het meer van Galilea in het noordoosten door diverse terreinen met grote hoogteverschillen te leiden naar het dichtbevolkte midwesten van Israël en vandaar verder naar het droge zuiden. Elk uur moet 72.000 kubieke meter water getransporteerd worden.

De constructie loopt van 1953 tot 1964 en kost Israël ruim 400 miljoen pond. Op de kaart is het traject nog niet voltooid, vandaar dat die op ± 1960 gedateerd is. Maar ook Syrië en Libanon willen op grote schaal water onttrekken aan de bovenloop van de Jordaan. Deze strijd om water leidt tussen 1964 en 1967 tot felle schermutselingen en speelt een belangrijke rol in de opmaat tot de Zesdaagse Oorlog van juni 1967.

8.   Bedreigd Israël

Ja’akov El’azar, Hebreeuws postkaartje, Tel Aviv 1992

Dit propagandakaartje draagt de tekst ‘De artillerie van de PLO-staat in Judea en Samaria – als die wordt opgericht – bedreigt elk huis in Israël’. Het postkaartje, uitgegeven door ‘de orde van Jabotinski’(?), verschijnt eind 1992. Suggestieve rode pijlen met afstanden in kilometers moeten het Israëlische publiek wijzen op het dreigende gevaar van geheime onderhandelingen tussen Israël en de PLO die, zoals later blijkt, in Oslo plaatsvinden.

De akkoorden van Oslo worden desondanks op 13 september 1993 in Washington getekend door Mahmoed Abbas voor de PLO, Shimon Peres voor Israel, Warren Christopher voor de Verenigde Staten en Andrei Kozyrev voor Rusland. Gastheer is Bill Clinton en heel de wereld is getuige van de ongemakkelijke handdruk tussen Jasser Arafat en Jitshak Rabin.

9.   Palestijnen wacht eilandenrijk

Trouw 29-7-’95, Kaart Westelijke Jordaanoever, bij artikel ‘Palestijnen wacht eilandenrijk’, Amsterdam

De Nederlandse geograaf Jan de Jong ontwerpt in 1995, na uitvoerig onderzoek van de Israëlische nederzettingenpolitiek, deze onthutsende kaart van de Westelijke Jordaanoever, die Nel van Bethlehem vormgeeft voor het dagblad Trouw. De bouw van joodse nederzettingen, de aanleg van een wegennet toegesneden op de behoeften van hun kolonisten en de Israëlische militaire bases hebben van dit gebied een eilandenrijk van inheemse ‘bantoestans’ gemaakt.

De westelijke jordaanoever biedt met deze geografische opdeling geen basis voor een Palestijnse staat, zelfs niet als het Israëlische leger zich, volgens de Oslo-akkoorden, terugtrekt uit ‘dichtbevolkte Palestijnse gebieden’. Men bouwt dan verder op ‘dode grond’ met een beperkt economisch nut, maar die staatsgronden moeten de Palestijnen juist een uitweg bieden voor hun bevolkingsdruk.

Een Palestijnse staat is alleen levensvatbaar als Israël afziet van nieuwe projecten en bestaande nederzettingen en wegen onder Palestijnse soevereiniteit plaatst. Zo kan men voorkomen dat er zich in dit ‘eilandenrijk’ toestanden van overbevolking ontwikkelen zoals in de Gaza-strook. Deze kaart toont de geografische basis voor een doemscenario van overbevolkte Palestijnse reservaten waar verpaupering en ontgoocheling tot explosies leiden.