De weekeinden zitten weer aardig vol. Vorig weekeinde hebben we samen met goede vrienden en hun tweejarig dochtertje doorgebracht op ons schip en daar mijn 55ste verjaardag gevierd. Na de hectiek van de weken daarvoor rond Het Warenhuis en onrust onder de mensen van de afdeling Stedelijk Beheer was ik wel aan een paar rustige dagen toe.
Afgelopen weekeinde ben ik als vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig geweest bij de herdenking van twintig jaar stedenband tussen Leiden en de Poolse stad Toruñ. Dat betekende – meer liet de agenda echt niet toe – vrijdagochtend vroeg die kant op en zondagmiddag terug. Door die extreem korte duur was vliegen de enige optie, met de trein zouden van die beschikbare zestig uur dertig aan reizen zijn opgegaan, nu ongeveer de helft daarvan.
Zoals gebruikelijk bij een bezoek aan Toruñ (dat wist ik van een eerder bezoek in 2006 en de ervaringen van collega’s) word je helemaal opgeslokt door het programma. Dit keer, omdat het zo”n feestelijke gebeurtenis was, bestond dat programma vooral uit diners, recepties en lunches. Voor wie mijn figuur kent zal begrijpen dat dat in het algemeen niet mijn favoriete manieren zijn om de tijd door te komen. Maar de kwaliteit van de Poolse keuken vergoedt dan veel. De maaltijden waren voortreffelijk. Ik kon nauwelijks bijhouden hoe vaak ik mes of lepel in een bord met eten heb gestoken. En zoals het hoort in Polen was alles rijkelijk met spiritualia besprenkeld.
De vrijdag werden we met een ”eenvoudige” lunch ontvangen waar ik ook kennis maakte met de honoraire consul van Nederland die ook voor Toruñ en omgeving verantwoordelijk is. Een Poolse zakenman die het vooral als zijn taak ziet Nederlandse bedrijven de weg te leren in dat deel van Polen. Voor cultuur bleek hij weinig belangstelling te hebben en de overheid als gesprekspartner was duidelijk ook niet zijn eerste voorkeur. Voor de inhoud van de glaasjes deste meer. Kort samengevat: een alcoholistische hork die als tafelheer van mij als gast bijna de hele tijd in het Pools met zijn adjudant zat te converseren, zich af en toe verwaardigend enkele zinnen in het Duits met mij te wisselen. Uiteraard is zijn contact met Polen belangrijker dan met mij, maar dan zou hij dus met de vertegenwoordigers van Toruñ hebben moeten praten, maar nee dus.
’s Avonds was er een welkomstdiner met de twee “vice mayors” van de stad en de andere leden van de Nederlandse delegatie. Daarbij waren ook de bestuursleden van de stedenbandvereniging aan Poolse zijde aanwezig. Een gezellig gezelschap en diner, waar we ervaringen uitwisselden over wat een stedenband voor beide plaatsen betekent of nog meer zou kunnen betekenen. “Vice mayors” zijn overigens eerder zoals in Duitsland Beigeordneten dan wethouders, de gekozen burgemeester kiest zijn eigen assistenten. Het vele werk van het dagelijks bestuur wordt verdeeld over de drie dagelijks bestuurders, maar er is nauwelijks sprake van een politiek bestuur. De twee heren zijn dan ook voormalige ambtenaren van de stad. Politiek gezien doet alleen de burgemeester er toe.
Op zaterdag was de grote feestdag. Na weer een lunch verzamelde iedereen zich op het grote stadsplein waar de burgemeester en ik een toespraak hielden over verleden, heden en toekomst van de stedenband. Ik heb benadrukt dat het karakter van de stedenband in de loop van de jaren fundamenteel veranderd is van een hulprelatie tussen Leiden en Toruñ in een van gelijkwaardigheid, beide deel van één Europa. Vervolgens ging een hele stoet mensen in een “orange parade” door de straten van de stad naar het huis van de stedenband in een oude stadstoren aan de oevers van de Weichsel. Voorop een militaire kapel, dan een “tableau vivant” van de Nachtwacht, georganiseerd door de stedenband aan Poolse zijde, dan de burgemeester en ik en een hele stoet mensen er achteraan. Vele inwoners van de stad bekeken de stoet met enige verbazing, maar zwaaiden wel. Voorwaar feestelijk! Ook een aparte ervaring als republikein mee te lopen in een orangistische optocht, met een oranje sjaal om mijn hals en een (geleende) oranje stropdas…
Bij het verenigingshuis in de stadstoren werd op een groot podium het tableau vivant van de Nachtwacht nog eens uitvoerig overgedaan, met toelichting wat er op het schilderij allemaal te zien is. Ik hoorde allerlei dingen die ik nog niet wist en waarvoor ik blijkbaar naar Toruñ moet om ze te leren kennen. De optredens van Nederlanders daarna waren van beduidend minder niveau, en daardoor verliep het feestje een beetje. Ik heb de “vice mayor” die er nog bij was maar naar de kroeg geloodsd om de plaatsvervangende schaamte niet erger te maken. De officiële receptie daarna in een barokhuis aan het plein (naar verluidt het geboortepand van Copernicus) met, jawel, weer een besprenkeld buffet, verliep uitstekend. Na de herdenkingstoespraak van burgemeester Zaleski mocht ik de Cornelis Joppenszprijs uitreiken aan Pjotr, de voorzitter van de Poolse zijde van de stedenband. Hij was tot tranen toe geroerd. Het betekent voor hem echt iets dat hij een blijk van waardering krijgt van de zusterstad. Dat verhoogt het genoegen van het overhandigen. De avond daarna duurde nog lang en eindigde in een zeer rokerige kroeg…
Wat houd je aan zo’n bezoek over? Enkele korte observaties:
- De stedenband leeft bij de relatief kleine groep mensen die er echt mee bezig is. Of dat ook geldt voor een bredere groep in beide steden waag ik te betwijfelen. Het wordt tijd dat er energie wordt gestoken in het bereiken van nieuwe groepen, anders blijven we in hetzelfde kringetje ronddraaien en hebben de beide steden er weinig aan. Vooral jongeren zullen moeten worden aangesproken en de verbindign van de twee universiteiten zal moeten worden uitgediept. Het feit dát beide steden een universiteit hebben was nota bene voor de Poolse kant een van de redenen om een band met Leiden aan te gaan! Daar zijn zeker mogelijkheden voor, maar dat vergt nieuw elan;
- De band leeft aan Poolse kant meer dan aan de onze is mijn indruk. Ook dat vergt de instroom van nieuw bloed, zonder overigens iets af te willen doen aan het vele goede werk dat de enthousiaste groep in Leiden er van maakt. Enig kwaliteitsbesef als het gaat om waar we mee in Toruñ voor de dag komen mag ook wel ontwikkeld worden. Ik voelde me echt opgelaten met het Nederlandse deel van het feestprogramma aldaar;
- Toruñ maakt net als de rest van Polen een enorme ontwikkeling door. Dat oogt in veel opzichten als een reus in wording, maar wel op lemen voeten. De afhankelijkheid van buitenlandse energie is extreem en de relatieve opwaardering van de zloty de afgelopen jaren, zelfs ten opzichte van de euro, maakt de concurrentiepositie moeilijk, zelfs voor dat hardwerkende volk. Ze pimpelen misschien wel veel, maar ze buffelen ook behoorlijk door. En ze zijn zeer gastvrij en vriendelijk, blij – als ze die talen beheersen, meestal niet – je in het Engels of Duits te woord te staan en te helpen. De ontwikkeling gaat echter zo snel dat ze zichzelf in de weg begint te zitten. Het meest zichtbare voorbeeld daarvan is dat de groei van het wegennet de groei van het wagenpark met geen mogelijkheid bij kan houden. De files zijn vaak erger dan hier!
- Toruñ is in sommige opzichten echt anders dan de rest van Polen, een min of meer liberale stad. De conservatieve, ultra-katholieke en homofobe Kaczynski”s (de president en zijn tweelingbroer die premier was) krijgen in de stad geen poot aan de grond en de beste manier om je in Toruñ onmogelijk te maken is te zeggen dat je het eens bent met wat Radio Mariam (een extremistisch-katholieke radiozender, helaas gevestigd in Toruñ) te melden heeft. De burgemeester probeert aan de verdeeldheid in Polen te ontsnappen door noch sociaal-democratisch, noch liberaal, noch conservatief-katholiek te willen zijn en dat lukte tot nu toe goed: in 2006 is hij met 80% van de stemmen herkozen. Maar de nieuwe ontwikkelingen in Polen maken het moeilijk niet te kiezen en de macht van de nieuwe liberale premier Tusk is erg groot. Steunt die je niet, dan wordt het moeilijk en de partij van Tusk heeft al aangegeven bij de volgende verkiezingen Zaleski niet meer te zullen steunen;
- Het was fantastisch weer en dan is Toruñ opnieuw een fantastische stad om in rond te struinen. De architectuur is adembenemend mooi, veelzijdig en sfeervol en de mensen relaxed, gastvrij en vriendelijk. Toruñ is met Krakow de parel in een doornenkroon van lelijke Poolse steden, Warszawa voorop. Wat een ramp is dat!