De staat van de stad, Leiden in de maalstroom van de 21e eeuw

15 nov, 2011

Onderstaande tekst is uitgesproken tijdens het jubileum-symposium van de bakkerij
12 november 2011

Allereerst feliciteer ik De Bakkerij met 25 jaar Diaconaal Centrum hier om de hoek op de Oude Rijn. Het was een gewaagd initiatief, al was het uit institutionele nood geboren. Het heeft zijn plek in Leiden ruimschoots verworven. De Bakkerij hoort onbedoeld tot het circuit, zeg maar establishment, van de stad. Van de dreiging van overbodigheid van 25 jaar geleden naar de spil van nieuw denken èn handelen in een veranderende samenleving? Dit symposium is bedoeld om dat nieuwe denken te verkennen en de basis de scheppen voor het nieuwe handelen. Ik steun dat met de navolgende observaties en ideeën.

Ik was tot begin 2010 wethouder namens GroenLinks hier in Leiden. Daarvoor was ik 11 jaar groene waterschapsbestuurder, 9 jaar Statenlid en bijna 30 jaar rijksambtenaar. Ik ben jurist en informatiekundige en heb me als politicus bezig gehouden met de ‘harde sector’: milieu, water, openbare ruimte, energie, verkeer.
Ik ben bankierszoon. Wat honger is weet ik niet, wat geldgebrek is evenmin. Ik ben een zondagskind in vergelijking met de meeste ‘klanten’ van De Bakkerij. Ik acht mijzelf representatief voor wat veel jongeren beschouwen als de babyboomgeneratie, die op de pof en de gasbel heeft geprofiteerd van het mooie leven en nu de rekening niet wil betalen. Zitten we op een keerpunt in onze economische, sociale en daarmee politieke en levensbeschouwelijke ontwikkeling? Ik constateer dat tegenstellingen op scherp raken: tussen generaties, tussen zwart en wit en tussen lager en hoger opgeleiden.

Ik zal ingaan op ontwikkelingen in Nederland en Europa die relevant zijn om te begrijpen wat er nu in Leiden gebeurt en om te bepalen wat ons hier en nu te doen staat – met ‘hier’ bedoel ik De Bakkerij waar ik mij mee verbonden voel en met ‘nu’ bedoel ik de komende tien jaar. Ik zal eindigen met enkele thema’s die volgens mij thuishoren op de agenda van De Bakkerij.

In de uitnodiging voor dit symposium relateert De Bakkerij de overgang van het “uitdelen van brood en soep” naar “helpen waar geen andere helper is” aan ontstaan en uitbouw van de verzorgingsstaat. Vreemd is het startmoment niet. Inderdaad, oude vormen en gedachten van armenzorg zijn met de verzorgingsstaat weggevaagd. Maar in 1986, 25 jaar geleden, worden de eerste haarscheuren in de verzorgingsstaat zichtbaar als gevolg van de bezuinigingen van Lubbers. Er vallen mensen tussen wal en schip, de staat blijkt de rol van barmhartige Samaritaan niet waar te maken. De paternalistische verzorgingsstaat kan weinig met chaoten, verslaafden, zorgmijders, illegalen. En nog minder met wie niet in die staat leeft: ontwikkelingssamenwerking is het goedbedoelde, maar nogal machteloze antwoord op de onvoorstelbare ongelijkheid in de wereld. De grenzen van de maakbaarheid van mens en maatschappij worden pijnlijk duidelijk. Lubbers maakt van deze tekortkoming gebruik om, in navolging van Thatcher en Reagan, vrij baan te geven aan de illusie dat markt en beurs met onzichtbare hand wèl welvaart en vooruitgang zullen creëren. De ene utopie wordt door de andere vervangen. Voor diaconaal werk in Leiden is een verandering die zich ook hier voordoet minstens zo belangrijk: van een blanke monocultuur met hier en daar een Surinamer, naar wijken waarin laag opgeleide witte arbeiders zich slecht thuis voelen, zoveel multiculti is er.

Wat is er nu goed en slecht aan het functioneren van de reëel existerende verzorgingsstaat? Ik geef u mijn beeld van de kant van een ‘winnaar’, of zo u wil ‘betaler’, iemand die niet zelf in moeizame omstandigheden leeft. Ik lardeer dit met voorbeelden van de Staat van de Stad: wat betekenen deze beelden hier in Leiden?

De Nederlandse verzorgingsstaat kan de vergelijking met die van de ons omringende landen doorstaan. Ons AWBZ-systeem is duur, maar maakt een menswaardig bestaan mogelijk voor wie weinig kan of de weg kwijt is en onze AOW is beduidend hoger dan in Duitsland, om maar twee voorbeelden te noemen. Het systeem staat onder druk, maar het is er nog. De belastingmoraal is hoog, premies voor deze voorzieningen worden licht morrend betaald. Kom daar eens om in Griekenland of Italië. Daar organiseert men zijn vangnetten bij voorkeur zelf, omdat men de staat niet vertrouwt. Die vergelijking maakt duidelijk hoe essentieel het behoud van deze ogenschijnlijke vanzelfsprekendheid is!

En toch kraakt het. Velen zijn er met mij van overtuigd, dat het kabinet de bezuinigingen oneerlijk verdeelt over inkomensgroepen en generaties. Het vertrouwen in de economie, en vooral het vertrouwen in de actoren van die economie – bankiers, politici, topzakenlui, beurshandelaren – valt weg. Graaiers en zakkenvullers zijn nog milde termen die dagelijks op uw beeldscherm verschijnen. Als het vertrouwen wegvalt in wie de algemene welvaart moet beschermen valt de bodem weg onder collectieve regelingen en afspraken.

Toch is het de vraag of onze verzorgingsstaat ook zonder crisis overeind kan blijven:

  • Solidariteit erodeert door de liberale stelling dat iedereen alleen voor zichzelf verantwoordelijk is en voor zichzelf moet zorgen. Leve de zelfredzaamheid, maar beschermen we nog wel wie niet mee kan?
  •  Solidariteit erodeert door de beschuldiging dat arm zijn, of ziek, zwak en misselijk, je eigen schuld is. Hoge eigen bijdragen in de geestelijke gezondheidszorg brengen impliciet deze boodschap over. Ik voorspel u dat binnenkort “zwervers weer op straat” komen zoals NRC/Handelsblad donderdag kopte, ook hier in Leiden.
  •  Collectieve zekerheidsstelsels dijen uit en bureaucratiseren. Ieder radertje maakt zijn eigen belang en ‘marktaandeel’ groter, niemand voelt zich verantwoordelijk voor een sober en doelmatig systeem. Ik durf de stelling aan dat DZB om deze reden zo groot is als ze is.
  •  De verzorgingsstaat veronderstelt een min of meer gesloten groep van betalers en verzorgden die allebei de ander zien als “eigen”. In een open economie, in een grote Europese Unie en met forse immigratie van mensen die niet gezien worden als “behorend tot de eigen groep” moet solidariteit opnieuw bevochten worden. Anders gezegd: “waarom moet ik dokken voor de uitkering van die Somaliër in zijn soepjurk?” Ik heb het letterlijk gehoord, al was het in de kroeg.
  •  De verzorgingsstaat heeft een lange adem nodig. Je legt als jongere nú verplicht in voor je pensioen tientallen jaren later. Dan moet je er vertrouwen in kunnen hebben dat je geld er over zoveel jaar ook nog is. Maar marktdenken is de verzorgingsstaat binnengedrongen. Dus niet laag renderend, maar veilig beleggen, maar risico nemen. Wij worden allemaal geacht mee te doen aan de mallemolen van opties, futures, CDS-en en het piramidespel dat Griekse staatsobligaties heet. De onzekerheid die daaruit voortvloeit en het gemak waarmee gezegd wordt dat we dat gewoon moeten vinden maakt mensen bang.
  •  Het belangrijkste: de verzorgingsstaat en de solidariteit die daarin is belichaamd is niet meer de organisatievorm van een breed gedragen algemeen belang. Terwijl je midden in deze door bonusjagers, speculanten en hun slippendragers veroorzaakte financiële crisis de ongereguleerde markt als probleem zou aanmerken maakt een zeer ondermijnende slogan furore: “De overheid is niet de oplossing, de overheid is het probleem”.

Daarmee zijn we er nog niet. Het voorgaande, dat wisten we wel. De crisis maakt mensen onzeker, angstig en nostalgisch. Alle mensen? Nee, hier openbaart zich een groeiend verschil tussen lager en hoger opgeleiden. Ik citeer Peil.nl van vorige week: op de vraag “als ik alles overzie had ik liever gewild dat we de gulden hadden gehouden” antwoordt 57% ‘eens’ en 39% ‘oneens’. Maar hoger opgeleiden zijn het merendeels oneens (64%) en lager opgeleiden overweldigend eens: 83%. Het willen terugkeren naar de gulden beschouw ik als uitdrukking van het terugverlangen naar een bekend verleden. Hebben lager opgeleiden minder vertrouwen in de toekomst? Als je PVV en SP mag beschouwen als partijen die dit levensgevoel het beste belichamen, dan is ook hier het zelfde opmerkelijke verschil te zien. Van hoger opgeleiden zou nu 21% op een van deze twee partijen stemmen, van lager opgeleiden maar liefst 51%, een meerderheid! Een nieuwe tweedeling in onze maatschappij wordt manifest.

Er is een reële basis voor dit levensgevoel. Nog maar weinigen verwachten dat hun kinderen het beter zullen krijgen dan zij zelf. Dat was een belangrijke drijfveer achter de groei en bloei van Nederland na de oorlog. Dit vooruitgangsgeloof is weg. De laatste tijd is voor velen vooruitgang synoniem aan stuitende zelfverrijking van een kleine groep. Nu krediet als vooruitgangsmachine niet meer functioneert en het groeimodel op milieugrenzen stuit – zelfs klimaatsceptici erkennen de snelle opwarming van de aarde – leidt die andere drijfveer, hebzucht, tot zelfvernietiging. Een vrije markt schept nog geen nieuwe gemeenschap en dat breekt de Europese samenwerking op.

Er is dus veel mis met de huidige verzorgingsstaat, misschien deugt de grondslag zelfs niet meer, maar laten we het kind niet met het badwater weggooien. De vreugdes in het leven, ja zelfs vele levens zijn afhankelijk van het systeem dat we hebben. Maar: proberen te houden wat we hebben is de zekerste weg naar het einde van het systeem. We moeten ophouden niet duurzame systemen op te zetten, die ons verleiden er voor onszelf het maximale uit te halen, maar die mede daardoor financieel onhoudbaar worden. Niet afhankelijk maken, maar zoveel mogelijk zelfredzaam.

Vooral niet alleen via staat of overheid. Een hervormingsagenda voor Europa, Nederland of Leiden hoef ik hier gelukkig niet uiteen te zetten. Het gemeentebestuur heeft daar een aanzet voor gegeven met “Leven in Leiden, een sociaal-maatschappelijke structuurvisie”. Ik adviseer u op die nota in te spreken. “Uitgaan van de kracht van mensen” klinkt mooi, maar een vangnet dat alleen betekenis heeft voor wie het niet redt verliest draagvlak. Ieder blijvend collectief zekerheidssysteem heeft een element eigenbelang nodig voor wie meedoet en meebetaalt. Dat is het grote succes van de AOW.

Wat betekent dat voor de toekomst van de Bakkerij? U hoorde mijn analytisch pessimisme, nu is er ruimte voor het optimisme van de wil. Ik stip enkele thema’s aan die volgens mij relevant zijn.

Hoeveel ouderen in verzorgingshuizen krijgen zelden of nooit bezoek? Niet alleen ouderen hebben last van wegvallende verbanden, ook relaties van jongeren lopen stuk door verwaarlozing, drugsgebruik of seksueel misbruik. Er is veel stille eenzaamheid en uitzichtloosheid. De overheid zorgt voor recht en ondersteuning maar lost het probleem niet op. Voor de Bakkerij kan een rol zijn, vrijwilligers te organiseren en te ondersteunen die liefdevolle aandacht en een luisterend oor geven. Ook dit is: de gevangenen bezoeken.

Een bijzondere vorm van steun aan hulpbehoevenden is het tegengaan van hittestress, en je daarop voorbereiden. Klimaatverandering leidt tot zo’n mooie, warme herfst als we dit jaar hebben, maar ook tot extreme warmte in hartje zomer. Eenzaam op een kamertje zitten waar de volle zon op staat is de garantie voor een vroegtijdige dood, zoals de statistieken aantonen. Daar is iets tegen te doen, maar dat veronderstelt aandacht en tijd, precies wat professionele verzorgers steeds minder kunnen bieden. Ook dit is: de dorstigen laven.

Steeds meer oude en jonge mensen kunnen het snelle leven niet meer aan. De kosten van geestelijke gezondheidszorg rijzen de pan uit, een foute reden voor de eigen bijdragen die ik al noemde. Ook hier is ‘verstatelijking’ niet het antwoord. Aandacht, liefde en gesprek helpen ook hier, mits voldoende professioneel ondersteund. Want levensmoeheid bestrijd je niet met een aai over de bol. De Bakkerij kan die ondersteuning organiseren. Ook dit is: de zieken verzorgen.

De Bakkerij kan ook het maatschappelijk debat voeden over dingen die fout lopen. Durft de Bakkerij het aan zich te mengen in de Occupy-beweging? Dan is de komende maanden ook dit de invulling van de naakten kleden, want het wordt koud.

Durft de Bakkerij middelpunt te worden van de kritiek op het muffe migratiebeleid van dit kabinet en niet alleen voor Mauro? Waar nieuwkomers ongewenst volk zijn, in plaats van een verrijking waar Leers het even over had? Niet om politiek te bedrijven, wel om de vreemdelingen te herbergen.

Wat de hongerigen spijzen betekent weet de Bakkerij al sinds haar oprichting, met de broodpenning als symbool.

U zult de werken van barmhartigheid herkend hebben, het christendom als inspiratiebron betekent immers iets voor u en mij. De Bakkerij kan een drager zijn van een nieuw levenselan gebaseerd op soberheid en bescheidenheid, niet als onderdrukkend moralisme, maar als wenkend perspectief na de wilde jaren van opgefokt en zelfzuchtig kapitalisme.

Leiden 12 november 2011