De stad en zijn bewoners

16 jan, 2008

Al eerder schreef ik over een tweedeling in Leiden tussen enerzijds die inwoners die op zoek zijn naar (meer) dynamiek in de stad en anderzijds zij die alles vooral willen houden zoals het is. De eerste groep ziet Leiden als de kern van een regio, met alle verantwoordelijkheden en kansen die daaruit voortvloeien. De tweede groep wil dat Leiden een rustig provinciestadje blijft en ziet weinig nadelen aan het ingesloten zijn van de stad als ‘benauwde veste’. Veel discussies in de stad zijn op deze tweedeling terug te voeren.

Een heel duidelijke vertegenwoordiger van de tweede groep is mijn ex-collega Paul Jonas van de Socialistische Partij. Bij zijn afscheid van de gemeenteraad heeft hij het nadrukkelijk gehad over die ‘kneuterige provinciestad’ waar iedereen vooral van af zou moeten blijven. Hij voerde deze basale wens aan als hoofdargument om uit het college te stappen, naast een scherp verwijt aan zijn voormalige collega’s dat zij niet naar de stem des volks zouden luisteren.

Een andere vertegenwoordiger is de secretaris van de STichting Openbaar vervoer Op Maat, STOOM. Deze actiegroep tegen de komst van de RijnGouwelijn ” aanvankelijk alleen van de Lammenschansweg, later breder om niet het verwijt te krijgen alleen in de eigen voor- en achtertuin geïnteresseerd te zijn ” maakt zich er voor op over de RGL nog jaren procedures te voeren tegen provincie en gemeente die inmiddels allebei alsnog streven naar aanleg van die tram. In de wijkkrant van december voor de Burgemeesters- en Professorenwijk vergelijkt hij de effecten van de lightrail met die van het bombardement op Rotterdam in 1940: ‘Ik ben geboren in Rotterdam, een stad die in de oorlog platgebombardeerd is en ik wil niet dat Leiden nu door de provinciebestuurders op vergelijkbare wijze vernietigd gaat worden’. Ik beschouw dit niet meer als een overdrijving, maar als een belediging voor de slachtoffers van het Duitse bombardement waarin ongeveer 800 mensen de dood vonden, 80 000 Rotterdammers dakloos werden en tienduizenden woningen in de as werden gelegd. Zet dat eens af tegen de minieme verkleining van de verkeersveiligheid als gevolg van de komst van de RGL (als die al optreedt) en het feit dat er geen enkel huis hoeft te wijken.

Aan de andere kant zijn er ook scherpslijpers. De bekendste is professor Van Raan, ‘woordvoerder’ van de universiteit in alle debatten over de RijnGouwelijn en recent nog prominent aan het woord in het Leidsch Dagblad. Voor hem is iedereen die niet onmiddellijk in katzwijm valt voor de RGL zoals die in het referendum is afgewezen en wel door de Breestraat een primitieve Neanderthaler die alle vooruitgang wenst tegen te houden. Ook onze ‘meest invloedrijke’ Leidenaar, Eelco Brinkman, ziet alleen maar de bouwopdrachten en verwijt de Leidse politiek gebrek aan daadkracht en het zich verschuilen achter referenda. Alsof het een schande is je te laten leiden door een – hoe je het ook wendt of keert – democratische uitspraak van de bevolking.

Het is tussen deze Scylla en Charibdis dat het nieuwe Leidse college een weg moet zien te vinden. En dan heb ik het nog niet eens over de druk die provincie en regio uitoefenen op de stad en zijn bestuur. Het zal de nodige stuurmanskunst vergen van mijzelf als portefeuillehouder, maar zeker ook van het hele college en de coalitie, en eigenlijk van de hele Raad. De stad moet bestuurbaar blijven en de stad moet niet op slot. Als we ons blind blijven staren op de uitkomst van het referendum komen we in ieder geval niet verder. De wereld om ons heen verandert, dus verandert Leiden ook.

Versta me niet mis: lang niet iedereen die bezwaar maakt tegen ontwikkelingen in zijn of haar omgeving kan worden ‘weggezet’ in het hoekje van de kneuterigen. Iedereen heeft het volste recht af te wegen of een verandering in de directe omgeving een vooruitgang is of niet. En vaak slaat de balans dan door naar de negatieve kant, al was het maar omdat de gevolgen vaak niet helemaal duidelijk zijn, of omdat de bestaande situatie bevalt. In die zin is het logisch dat de meeste inwoners van Leiden heel tevreden zijn over het Leiden zoals het nu bestaat en zo weinig mogelijk willen veranderen. Maar tegelijk ziet bijna iedereen dat – zeker als het om bereikbaarheid gaat – de situatie in Leiden geleidelijk verslechtert. Om die ontwikkeling te keren móéten we iets doen. Het is dan zaak de verandering zo door te voeren dat we de strategische richting vast houden, maar bij de manier van uitvoeren zoveel mogelijk rekening houden met de redenen waarom mensen het niet zien zitten. Kleine aanpassingen kunnen dan al helpen.

De hoofdlijn is nu – voor het nieuwe college – dat de RijnGouwelijn er komt, hoe dan ook. Alles wat binnen die hoofdlijn kleine en grotere ergernissen en angsten kan wegnemen zullen we uit de kast moeten trekken om het vertrouwen van de bevolking niet te verliezen.