Lezing voor het Genootschap Nederland-Israël Drechtsteden
door Harrie Teunissen, Dordrecht 13 januari 2025
Beste mensen
1.
In deze lezing bespreek ik een reeks landkaarten, plattegronden en foto’s vooral uit de Tweede Wereldoorlog zelf. Deze kaarten fungeren hier niet zozeer als een geografische achtergrond waartegen men de vernietiging van joden en andere Untermenschen door de nazis of het verzet daartegen kan volgen. Zij stellen veeleer de ruimtelijke dimensie van de Holocaust zelf centraal. Die is immers in hoge mate een meedogenloze strijd om leefruimte. Het komend uur behandel ik kort de volgende vier onderwerpen:
– Van gebiedsverbod tot gaskamer
– Alleen getto’s ten Oosten van Auschwitz
– Lebensraum en Holocaust: twee kanten van één medaille
– De nabije Holocaust door kogels in de ‘bloedlanden’
2.
Ik begin dus met van gebiedsverbod tot gaskamer. Januari 1941 worden in Nederland bioscopen ‘Voor joden verboden’. In mei wordt baden in het openbaar, het betreden van openbare parken én het bezoeken van musea, café’s en restaurants voor joden strafbaar. Hier een foto van Park Merwestein (uit het Regionaal Archief Dordrecht). Vanaf midden 1941 moet het Joods-zijn vermeld staan op het Persoonsbewijs (J=volbloed, G1=halfjood, G2=kwartjood). Joodse ambtenaren zijn dan al ontslagen en joodse boeken reeds verwijderd uit openbare bibliotheken. Ook is het ritueel slachten inmiddels verboden vanwege ‘het kwellen van dieren’ en worden joden geweerd als bloeddonor. Voortaan mogen joodse artsen, vroedvrouwen en advocaten alleen nog joodse patiënten of klanten hebben en kunnen joodse kooplui niet langer op Dordtse markten staan. Vanaf maart ’41 worden kleine joodse firma’s geliquideerd en grotere bedrijven doorverkocht aan pro-Duitse ondernemers. Joods grondbezit en onroerend goed wordt afgepakt. Eind ’41 mogen joden niet meer reizen of verhuizen zonder toestemming. Vanaf maart 1942 mogen joden geen seksuele relaties meer hebben met niet-joden. In mei ’42 wordt het dragen van een gele Davidster verplicht. In juni moeten ze hun fietsen en eventuele auto’s inleveren. Een maand later wordt telefoneren voor joden verboden. De Nazi-terreur tegen de joden begint dus met hun gedwongen identificatie, isolatie, onteigening en het steeds verder terugdringen van hun leefruimte.
3.
Hier een plattegrond van Dordrecht uit 1942 waarop mijn partner, John Steegh, alle ruimtes waar joden niet meer mogen komen met rood heeft ingekleurd; vooral op basis van het Dordts Adresboek uit 1938. Het gaat hier om: sportterreinen, parken, plantsoenen, begraafplaatsen, overheidsgebouwen, scholen, hotels, restaurants en café’s, vergaderzalen, bioscopen en de schouwburg, beurzen en markten, badhuizen, zwembaden en zelfs apotheken. Naast de openbare weg kunnen joden uiteindelijk alleen nog in de synagoge, hun mikwe, het joodse schooltje, de joodse begraafplaatsen, één hotel-restaurant en de eigen huisarts terecht. Deze weinige plekken zijn hier geel ingekleurd. Op deze kaart is niet verdisconteerd dat joden vanaf juli ’42 niet-joden niet meer mogen bezoeken. We zien hier een gedwongen transformatie van meerdere meestal gemengde levenssferen naar grote niet-joodse ruimten versus aparte, steeds kleinere, joodse ruimtes. Elie Wiesel schreef: The Nazi’s aim was to make the Jewish universe shrink. Hitler probeert niet alleen de vitale ruimte van de joden, maar het jodendom zelf te vernietigen.
4.
Dit is de roemruchte plattegrond door het Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam: Verspreiding van de joden over de Gemeente (nu in het NIOD). In januari 1941 eist Böhmcker, de Beauftragter des Deutschen Reiches voor Amsterdam, een inventarisatie van de verspreiding van de joden over de stad. Binnen tien dagen hebben twintig ambtenaren een eerste overzicht gereed. Deze gegevens spelen een grote rol in het debat over de vraag of en hoe ‘joodse wijken’ in Amsterdam moeten worden omgevormd tot een getto. Het gaat vooral om de Jodenhoek; die wordt in februari ’41 een tijdlang afgezet door bruggen op te halen, prikkeldraad te plaatsen en grote borden met Judenviertel/Joodse Wijk neer te zetten. Omdat daar ook 6000 niet-joden wonen, diverse tramlijnen dwars door de wijk lopen én getto-projecten niet passen in de Nazi-politiek voor West-Europa krijgt Amsterdam, ondanks deze halfslachtige poging, uiteindelijk geen getto. Wel moeten joden uit kleinere plaatsen naar Amsterdam verhuizen, vooral naar de ‘Jodenhoek’. Mei 1941 zijn er volgens het bevolkings-register 85.897 joden gevestigd in Amsterdam. Op deze 5de druk van de kaart (schaal 1:10.000) van de Dienst der Publieke Werken uit november 1941 worden handmatig zwarte stippen gezet (elke stip = tien joden). Op deze ‘stippenkaart’ staat met blauw aangegeven hoeveel joden er in totaal in elke buurt wonen, én in rood hoeveel niet-joden. Het oppakken van de joden door de nazi’s gebeurt met medewerking van de Amsterdamse politie en wordt geholpen door een voortreffelijke bevolkingsadministratie. Uiteindelijk worden er van de Amsterdamse joden zo’n 70.000 vermoord.
5.
Hier zien jullie drie keer kamp Westerbork in Drenthe; rechts een plattegrond (Collectie Joods Museum Amsterdam) die Werner Löwenhardt kort na de oorlog heeft gemaakt. In Westerbork is hij de ontwerper van onder meer het kampgeld. Links zijn biljet van 25 cent, met op de ene kant Westerbork in vogelvlucht en op de andere een profiel van het kamp. Door zijn fraaie ontwerpen weet Löwenhardt zijn internering te rekken tot de bevrijding. Voor de oorlog fungeert Westerbork als een vluchtelingenkamp voor joden uit Duitsland en Oostenrijk. Het is van 1942 tot 1945 hét doorgangskamp voor ruim 100.000 joden en 245 Sinti en Roma. In het bos bij het kamp worden 48 verzetsstrijders geëxecuteerd. Westerbork heeft een Nazi-commandant en een SS-staf, maar verder zijn er niet veel Duitsers. De bewaking is aan Nederlanders uitbesteed en de interne organisatie draait bijna volledig op bevoorrechte joodse gevangenen. De overgrote meerderheid van de gewone gevangenen blijft maar kort in dit kamp en wordt dan op transport gesteld naar ‘werkkampen in het Oosten’. In kamp Westerbork zijn de omstandigheden enigszins dragelijk; gezinnen blijven bij elkaar, er is voldoende eten en mishandelingen en moorden zijn relatief zeldzaam. Er zijn in de barakken ook schooltjes en werkplaatsen en er is een winkel en een speeltuin, twee tandartsen, een ziekenhuis, een gevangenis en zelfs een theater. De acteurs en musici van het cabaret kunnen voorlopig in het kamp blijven. Op dinsdagochtend vertrekken de transporten naar het Oosten. Die avond is steevast de Bunter Abend. Kampcommandant SS-Obersturmführer Gemmeker, op de eerste rij, applaudiseert als ‘Ariër’ niet voor joden.
6.
Nu de Übersichtskarte van de Deutsche Reichsbahn uit haar spoorboek voor 1943. Vanuit Westerbork vertrekken 97 treinen naar een onbekend ‘werkkamp’ ergens in het Oosten. In meestal kale vee- of goederenwagons, met één ton als toiletpot en één ton als drinkwater, worden 60 à 70 joden gepropt. Een deel van hun bagage moet achterblijven, door plaatsgebrek. De stank is al snel ondraaglijk, de enige frisse lucht komt door een getralied glasloos venster. Sommige transporten krijgen onderweg brood met worst en jam, vaak moet men volstaan met meegebracht voedsel. Voor deze Judentransportzüge hanteert de Reichsbahn een tarief van 4 pfennig per persoon per kilometer, kinderen onder de tien reizen voor half geld en onder de vier jaar kostenloos. Dit geld wordt betaald door de LiRo roofbank, waar joden hun spaargelden, waardevolle voorwerpen en de opbrengt van geliquideerde of doorverkochte bedrijven moesten deponeren. Met dit roofkapitaal wordt de deportatie van de joden en zelfs hun vernietiging gefinancierd. De stemming in de overvolle wagons is vreselijk, maar ondanks alle ellende worden er ook grappen gemaakt. De treinen van Westerbork gaan doorgaans via Assen, Groningen, Nieuweschans, Bremen, Wittenberg naar Berlijn-Spandau. Het transport gaat verder via Breslau naar Czestochowa. Dan buigt het richting zuiden naar Auschwitz of het trekt verder oostwaarts via Radom, Lublin en Chełm naar Sobibór.
7.
Het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz begint in mei 1940 als één strafkamp met 22 gebouwen voor Poolse gijzelaars en verzetsmensen. Het eindigt als een complex met drie hoofdkampen. Hun planning is, ook voor de crematoria en soms zelfs de gaskamers, te volgen in tientallen bouwtekeningen die onder leiding van SS-architecten en -ingenieurs zijn gemaakt door gevangenen en civiele technische tekenaars. Boven de ingang van Auschwitz I staat Arbeit macht Frei, Auschwitz II (Birkenau) wordt de grootste moordfabriek überhaupt en bij Auschwitz III (Monowitz) staat het enorme industriecomplex met wel 40 subwerkkampen. In heel Auschwitz worden ongeveer 1 miljoen joden, 70.000 Polen, 21.000 Sinti en Roma en meer dan 10.000 Sovjet-krijgsgevangenen vermoord. Hier het Lageplan Werk Auschwitz uit 1942 (collectie Fritz Bauer Institut, Frankfurt). In oktober van dat jaar opent I.G. Farben in het dorp Monowitz zijn Buna-bedrijf voor synthetische rubber; haar Poolse inwoners zijn dan al verdreven. Het concentratiekamp rechtonder huisvest joodse mannen die slavenarbeid moeten verrichten op het fabrieksterrein; hun ouders, vrouwen en kinderen zijn meestal direct na aankomst al vermoord. De meeste van de 27.000 gevangenen in kamp Monowitz bezwijken onder de karige voedselrantsoenen en de zware werkomstandigheden. Bij selecties worden ze dan alsnog naar de gaskamers in Auschwitz Birkenau gestuurd. Voor hun slavenarbeid betaalt I.G. Farben het kampbeheer in totaal 12.753.526 Reichsmark.
8.
Deze luchtfoto van Auschwitz Birkenau is in augustus 1944 gemaakt door een Royal Air Force verkenningseenheid (collectie Historic Environment Scotland). Ik loop de bijhorende verklarende plattegrond (uit Wikipedia) kort na:
a – b – c – d – Gaskamers/Crematoria
f – Opslag voor buitgemaakte spullen
j – Kennel voor diensthonden
k – Keukenbarakken
o – Ziekenbarak voor mannelijke gevangenen
p – Ziekenbarak voor vrouwelijke gevangenen
s – Uitstapplaats van de treinen
t – SS-kazerne en kampkommando
v – Onderofficiersposten
w – Hoofdwacht/Poort
Op de foto lijkt zelfs een rij gevangenen te staan. In dit stadium van de oorlog, is het aantal mensen dat in Auschwitz wordt vergast zo hoog dat de crematoria niet alle lijken kunnen verbranden. De rookpluim op deze foto legt dus indirect de moord op Hongaarse joden vast, waarvan vele lijken door het Sonderkommando in open kuilen worden verbrand. Auschwitz is hét verontrustende symbool geworden van de Holocaust dat ook ons mens- en wereldbeeld en zelfs onze notie van God op losse schroeven stelt. In dit verband wil ik Elie Wiesel aanhalen. Die getuigt hoe hij in Auschwitz een merkwaardig proces bijwoonde. Drie vrome en geleerde rabbijnen besloten, God voor de rechtbank te dagen vanwege het bloedbad onder zijn kinderen. Tijdens de opgewonden diskussie klaagden zij verbittert God aan, die zijn volk was vergeten en ze zo overgeleverd had aan haar moordenaars. God is strafbaar omdat hij zijn verbonds-verplichtingen tegenover de joden niet nakomt. Na dit proces, waarin God schuldig werd bevonden, zegt een van de rabbijnen met het oog op de ondergaande zon: Het is tijd voor het gebed. En zij bogen hun hoofden en baden.
9.
Hier vernietigingskamp Sobibór in juli 1943. Deze 3D-vogelvucht is door Per Bos speciaal ontworpen voor de tentoonstelling Dordrecht-Sobibór van najaar 2021 in ons Stadskantoor. De reconstructie is gebaseerd op luchtfoto’s uit 1944, op door overlevenden getekende plattegrondjes, op kaarten van recente archeologische opgravingen en op foto’s van de plaatsvervangend kommandant. Kamp Sobibór draait om het zo snel mogelijk vernietigen van zoveel mogelijk gevangenen. Deze moordfabriek bestaat destijds uit vier apart omheinde secties. In het Vorlager staan de villa van de kampcommandant, onderkomens van de SS’ers en barakken van de Trawniki; dat zijn Sovjet-krijgsgevangenen die zich, ook om aan de hongerdood te ontkomen, in SS-kamp Trawnik lieten omscholen tot meedogenloze bewakers, zoals Demjanjuk. Lager Ikent woonbarakken voor ongeveer 500 werkjoden, een appèlplaats en werkplaatsen. In Lager II worden de transporten afgehandeld en staat achter een houten schutting het oude boswachtershuis met stallen. In het goed afgeschermde Lager III vindt de vernietiging plaats. Hier staan de gaskamers en liggen de massagraven. Op het apart omheinde deel wonen de ruim 100 werkjoden van het Sonderkommando. In Sobibór zijn minstens 170.000 joden vergast, daarvan komen er ruim 33.000 uit Nederland, waarvan 44 uit Dordrecht.
Per keer worden tien tot twaalf wagons het kamp binnen gereden. Bij het uitstappen roepen SS-ers schneller, schneller en Trawniki staan klaar met zwepen. Toch wekt de eerste aanblik van het Vorlager met zijn bloemperken weinig argwaan. Zieken en gebrekkigen worden per lorrie over het smalspoor naar het Lazarett gevoerd. De overigen lopen naar Lager II. Eerst moeten ze hun bagage afgeven, dan komen ze op een open plaats. Hier spreekt een SS-er in witte jas ze toe vanaf een kleine verhoging: Omdat u lang in de trein hebt gezeten zijn hygiënische maatregelen noodzakelijk. Daarom moet u zich uitkleden om in het verderop gelegen badhuis te gaan douchen. Uw kleren worden bewaakt. Goud en geld geeft u daar bij de kiosk af. Het nummer wat u wordt toegeroepen moet u goed onthouden zodat u straks uw eigendommen makkelijk terug kunt vinden. Daarna drijft men de naakte mensen verder de Schlaug in naar het badhuis. Vrouwen moeten eerst naar een aparte kappersbarak waar werkjoden hun haren afknippen. Dan worden ze in de doucheruimtes geperst. De vergassing, met koolmonoxide, duurt 20 minuten. Het Sonderkommandomoet de lijken uit de gaskamers slepen, nakijken op verstopte kleinoden en gouden kiezen en ze met een lorrie naar het verbrandingsrooster vervoeren. Daar zijn de zieken en gebrekkigen intussen al doodgeschoten. Na de opstand van zo’n 365 werkjoden onder leiding van Sasha Pechersky op 14 oktober 1943 wordt dit vernietigingskamp ontmanteld en zijn sporen zoveel mogelijk uitgewist. Zo’n 50 gevluchte opstandelingen weten de oorlog te overleven.
10.
Nu het tweede deel: waarom zijn er alleen getto’s ten Oosten van Auschwitz? De sleutel voor het antwoord staat in het boek Das Judenthum im osteuropäischen Raum van Peter Heinz Seraphim uit 1938. Rechts van de omslag zien jullie de grootste ‘joodse steden’ van Oost-Europa in absolute aantallen links en in percentages rechts. Dit zijn slechts twee van de 62 kaarten in dit nazi standaardwerk. Seraphim stelt: de verstedelijking van de groeiende joodse bevolking leidt ertoe dat zij de detailhandel, de vrije beroepen en de kredietinstellingen gaan domineren ofwel het resulteert in hun proletarisering en verarming. Maar omdat de mentaliteit van deze Ostjuden ‘ontworteld’ blijft, exploiteren zij niet-joden genadeloos of worden ze revolutionaire internationalisten. Dit verklaart volgens hem de vele joodse bankiers en bolsjewieken. Volgens Seraphim zijn migraties en getto’s de twee kanten van het joodse leven. Voor hem vormt het onhygiënische Jiddische getto van Oost-Europa een stad in een stad die zich verzet tegen assimilatie. Tegelijkertijd is zij van vitaal belang voor de joodse pogingen om het economische en culturele leven van hun ‘gastland’ te ondermijnen. Zijn beschrijving van deze ‘gevaarlijke machtsbasis’ voor joden wordt een keerpunt in de nazidiscussies over getto’s. Joodse getto’s zijn eigenlijk niet gewenst, maar in het Oosten vaak onvermijdelijk. Dat verklaart ook waarom er in Duitsland en Nederland geen getto’s waren. Deze analyse maakt duidelijk waarom er geen centraal bevel heeft bestaan voor het creëren van getto’s in Polen (vgl. de Schnellbrief van Heydrich van september 1939). Vandaar de opvallende verschillen in omvang, vorm en functie van lokale getto’s en in de mate van samenwerking van lokale autoriteiten en lokale joodse leiders met de nazi’s.
11.
Deze overzichtskaart uit Yad Vashems Encyclopedia of the ghetto’s during the Holocaust toont alle grote en kleine getto’s die minstens een maand hebben gefunctioneerd. Nazi’s beschouwen getto’s slechts als voorlopige voorzieningen. In diverse gevallen komen ze niet overeen met de historische joodse wijken in of nabij het centrum. Getto’s aan de rand van de stad ontregelen de economie en de verkeerstromen stukken minder. Zo wordt het getto van Krakau in maart 1940 gevestigd in de buitenwijk Podgórze en niet in de joodse wijk Kazimierz. De voorlopigheid komt ook voort uit de aanvankelijke overweging van Hitler om miljoenen Europese joden, na de oorlogsoverwinning in het Westen, naar de Franse kolonie Madagaskar te sturen. Als dat onmogelijk blijkt zijn vanaf februari 1941 getto’s bedoeld als tussenstation voor een latere deportatie over de Oeral. Op deze moderne kaart zien jullie dat er geen getto’s zijn ten westen van Auschwitz, met één uitzondering: Theresienstadt. Die vestingstad dient tijdens de oorlog als concentratiekamp en modelgetto. Meer dan 150.000 joden worden hier maanden, soms zelfs jaren, vastgehouden voordat ze naar vernietigingskampen gaan. In juni 1943 staan nazi’s het Internationale Rode Kruis toe om Theresienstadt te bezoeken om zo de groeiende geruchtenstroom over concentratiekampen en getto’s te ontkrachten. Ter voorbereiding worden bepaalde delen van de stad opgeruimd en worden er nepwinkels en cafés gebouwd. Veel joden worden alvast naar Auschwitz gedeporteerd om de overbevolking terug te dringen. De vertegenwoordigers van het Rode Kruis krijgen een rondleiding zonder te beseffen dat ze een vooraf bepaald pad volgen; deze foto van nette joodse kinderen is door een lid van die delegatie gemaakt (collectie USHMM). In Augustus worden hier opnames gedraaid voor de propagandafilm Der Führer schenkt die Juden eine Stadt. Ook de documentaire is bedoeld om het uitroeiingsbeleid van de nazi’s te verhullen. Regisseur en scenarioschrijver Kurt Gerron en de meeste ‘deelnemers’, inclusief de kinderen, worden na de opnames naar Auschwitz gedeporteerd en daar vermoord.
12.
In Warschau is al in oktober 1939, als een triomfantelijke militaire parade Hitler saluut brengt, de centrale joodse wijk een no-go gebied voor Duitse soldaten. Maart 1940 moet de Joodse Raad deze wijk gaan afschermen omdat het een bakermat zou zijn van epidemieën (Seuchensperrgebiet). Het opstellen van verkeershekken gaat samen met anti-joodse acties in de stad: joodse winkels worden beroofd, appartementen geplunderd en traditioneel uitziende joden in elkaar geslagen onder het roepen van antisemitische leuzen. Deze ‘excessen’ zijn geïnspireerd door de nazi’s, maar worden uitgevoerd door Poolse hooligans. Dit levert het gewenste propaganda-effect: Polen worden gecompromitteerd, terwijl Duitsers verdedigers van de joden zouden zijn. We zien hier een dubbelbeeld: joden bedreigen niet-joden omdat zij dragers van besmetting zijn en tegelijkertijd worden joden bedreigd. Beide claims culmineren in één maatregel: de afscherming van toegangswegen tot hun oude wijk. Een half jaar later op 15 oktober 1940 publiceren de gelijkgeschakelde kranten Gazeta Żydowska en Nowy Kurier Warszawski het plan links. Alle niet-joden moeten verhuizen uit dit gebied. Alle joden van Warschau die erbuiten wonen, moeten een plek vinden in dit getto dat enkele van de armste en dichtstbevolkte delen van de stad beslaat. Terwijl elders wonende families koortsachtig hun bezittingen verkopen en op zoek gaan naar een plek in dit getto, begint de ruzie over haar grenzen. Chaim Kaplan noteert in zijn dagboek: De Poolse kant begon te onderhandelen – in deze buurt hebben ze een kerk; … er is een fabriek die duizenden Arische arbeiders in dienst heeft … Zo snijden ze straat na straat van het Joodse gebied af, en worden de grenzen van het getto steeds krapper.We zien hier ook hoe nazi’s er in slagen hun raciale categorieën ingang te doen vinden; al blijkt naderhand dat ze niet-joodse Polen eveneens als Untermenschen opvatten. Bijkans een maand later tekent SS-Sturmbannführer Max Jesuiter op een geheime legerkaart de nieuwe, grilliger getto-grenzen. Het stap voor stap doen krimpen van het getto speelt een hoofdrol in de nazi-terreur. Op 16 november 1940 wordt dit grote getto met 400.000 joden afgesloten. Duitse gendarmerie en Poolse politie bewaken haar poorten van buiten en van binnen de joodse politie. Alleen met speciale pasjes kan men het getto tijdelijk verlaten. Kaplan schrijft: We zitten gevangen binnen een dubbele muur: een bakstenen muur voor ons lichaam en een muur van stilte voor onze ziel.
13.
Hier drie vergelijkbare plattegrondjes van Treblinka II. In dit vernietigingskamp worden van juli ’42 tot augustus ’43 zo’n 900.000 mensen vergast, waaronder de meeste joden uit het getto van Warschau. De twee Poolse plattegrondjes links zijn waarschijnlijk uit najaar 1942, de derde in het Engels komt uit New York en is van september ’43. Jullie zien links de spoorlijn Warschau – Białystok, met een aftakking tot in het kamp dat geheel omheind wordt door struiken met prikkeldraad (3). Nummer (6) is het stationsplein dat plaats biedt aan twee- à drieduizend mensen die zich daar moeten uitkleden en dan via een pad (9) door het bos (25) naar de ‘douches’ worden gestuurd. Het nieuwe ‘badhuis’ (10) is 40 meter lang en 15 breed en verderop staat het oude ‘badhuis’ met drie gaskamers (14). In een apart omheind deel (18/19) verblijven de werkjoden die ook de lijken moeten verbranden en hun resten begraven (22/23/24). Tot zover de korte beschrijving van dit kamp.
Hoe komen we aan deze schetsen? Zij blijken gebaseerd op de getuigenis van Abraham (Jakob) Krzepicki. Die is aan het werk op de Lumpensortierungsplatz (4) als er op 13 september ’42 paniek uitbreekt op het plein; gebruikmakend van die verwarring verstopt hij zich onder lompen in een gereedstaande treinwagon. Op weg naar Warschau springt hij uit de trein en slaagt er eind van de maand in het getto binnen te komen. Daar waarschuwt hij tegen Treblinka, maar hij vindt slechts gehoor bij Oneg Shabbat, een groep (amateur-)historici die onder leiding van dr. Ringelblum allerlei gebeurtenissen in en rond het getto zorgvuldig optekenen en verbergen. Ik vermoed dat de manuscriptkaart links gebaseerd is op de eerste kampschets van Krzepicki (The National Archives, Greater London). In Warschau geloven de meeste mensen echter niet dat het nieuwe beleid van de nazi’s gericht is op de vernietiging van alle Europese joden. Ringelblum schrijft in december: Aanvankelijk geloofden mensen helemaal niet in Treblinka, en iedereen die erover sprak werd uitgescholden voor paniekzaaier. … Men begreep niet dat het mogelijk was om simpelweg tienduizenden onschuldige mannen, vrouwen en kinderen te vermoorden. De Jiddische schrijfster Rachel Auerbach, tekent Krzepicki’s verhaal in 323 pagina’s op en tekent en typt daarbij ook de tweede plattegrond van Treblinka voor het geheime archief (Żydowski Instytut Historyczny, Warschau). Kaartjes zoals deze zijn niet alleen gemaakt ter ondersteuning van de aanklacht voor als de tijd komt om nazi’s te berechten. Deze simpele kaartjes fungeren primair als medium om het onvoorstelbare kwaad te kunnen plaatsen. Zelfs mensen die veel gruwelijke gebeurtenissen meemaken, kunnen niet makkelijk erkennen dat ze midden in een genocide zitten.
Hoe komt de plattegrond echter in New York? Dat komt door Jan Karski, verzetsstrijder en diplomaat van de Armia Krajowa (het ondergrondse Poolse leger). Karski bezoekt heimelijk ook het getto van Warschau voordat hij, reizend via Gibraltar, begin december ’42 aan de Poolse regering in Londen rapport uitbrengt over concurrerende Poolse verzetsgroepen. Die regering in ballingschap stuurt Karski juli 1943 naar de Verenigde Staten. Daar spreekt hij onder meer met President Roosevelt; die stelt echter geen vragen over de positie van de Poolse joden. Andere vooraanstaande figuren, waaronder een lid van het Hooggerechtshof, een kardinaal en enkele Hollywoodprominenten, waar hij wel kans krijgt om daarover te spreken, weigeren echter hem te geloven. Het World Jewish Congress reageert wel en brengt in september het boekje The Massacre of the Warsaw Ghetto uit met het derde plattegrondje van Treblinka. Op dat moment wordt dit vernietigingskamp, na een opstand, ontmanteld. We merken ook hier hoe moeilijk het is, voor slachtoffers én omstanders, om de schaal van deze onvoorstelbare vernietiging onder ogen te zien.
14.
We gaan nu verder met het derde deel: Lebensraum en Holocaust als twee kanten van één medaille. Hier de door het Duitse Rijk geannexeerde Warthegau. Deze kaart is uitgegeven door de Heimatbund Wartheland. De kantlijn geeft een beknopte versie van hun bloed- en bodem-ideologie. Deze wandkaart vol boeren, bosarbeiders en ambachtslieden stelt twee grote steden voor. Iets ten Westen van het midden de districtshoofdstad Posen, met kathedraal, stadhuis en haven; zelfs het landhuis van de Gauleiter ten zuidoosten van de hoofdstad is zichtbaar. In het oosten staat Litzmannstadt met het stadhuis en textielfabrieken in en rond de stad. Het Poolse Łódż (wij zeggen Lodz) wordt in april 1940 hernoemd naar de zegevierende generaal uit de Eerste Wereldoorlog en latere nationaal-socialistische ‘pionier’ Litzmann. Hét probleem met de ‘blonde utopie’ van deze kaart is echter dat eind 1939 slechts 325.000 inwoners van de Warthegau Duits zijn. Afgezien van deze Übermenschen zijn er meer dan vier miljoen Poolse Untermenschen en bij het begin van de oorlog nog 435.000 Joodse Unmenschen; van wie meer dan de helft in Łódż/Litzmannstadt woont. De term Unmenschen voor joden wordt door nazi’s niet vaak gebruikt; zij is ook geen aparte categorie maar staat in de Nazi-ideologie voor de ‘parasitaire onderlaag’ van de Untermenschen.
15.
Tijdens de Duitse inval in Polen ontvluchten bijna 57.000 joden de industriestad Łódź. Later worden nog tienduizenden Polen en joden uit de geannexeerde Reichsgau Wartheland gedeporteerd naar het aangrenzende romp-Polen: het Generalgouvernement. Als verdere deportaties moeten worden uitgesteld, escaleert in Łódź een proces van terugdringing van levensruimte en isolering. De achtergebleven 162.000 joden moeten een gele ster dragen, worden van markten verbannen en krijgen een avondklok opgelegd. Het Poolse Łódź wordt voortvarend omgebouwd tot het Duitse Litzmannstadt. De gevolgen zijn goed te zien op een plattegrond uit 1942, uitgave van een Duitse boekhandel aan de Adolf-Hitler-Strasse. De herinrichting van de verkeersstromen en het saneren van poortsteegjes en binnenplaatsen is al een eind gevorderd. Straatnamen zijn verduitst en van de geplande ring van ruime tuinsteden voor Duitse kolonisten en ambtenaren staat Stockhof rechtsboven al op de kaart. Hier vind je appartementen met 3 tot 5 kamers voor gezinnen van 5 tot 7 personen. In Stockhof ligt het Duitse Huis beneden midden in de nederzetting. De heuvel wordt bekroond door een huis van de Hitlerjugend. De weidekuil daartussen kan de hele wijkbevolking bevatten als ware het een amfitheater. Maar waar is het overvolle getto, waar regelmatig meer dan 15 mensen op één kamer bivakkeren? Het verloop van de prikkeldraadgrenzen is op deze kaart niet te zien. Toch is het gettogebied in en bij de oude binnenstad makkelijk te herkennen: de gettostraten worden namelijk alleen aangeduid met letters en cijfers. Het lijkt erop dat joodse inwoners met hun aanwezigheid Duitse straatnamen bezoedelen.
16.
De stedebouwkundige dienst van LItzmannstadt brengt januari 1943 een plan voor de Getto-Umgestaltung uit op de schaal van 1:2000 in 16 bladen (Archiwum Panstwowe w Lodzi). De grenzen van het getto zijn in het rood. Hier wordt een nieuw Duits centrum in bruin geprojecteerd op een oude kadastrale kaart. Brede paradestraten en een appèlruimte, bekroond door een imposant partijgebouw met klokkentoren moeten een indrukwekkend podium creëren voor de Duitse volksbeleving. Dit ontwerp door het stadsplanningsbureau in opdracht van het stadsbestuur, verschijnt vier maanden na de massale deportaties van 1942 naar vernietigingskampen en vijf maanden vóór Himmlers bevel om het getto te liquideren. Wat dit plan en het bevel, en daarmee de dood van ruim 70.000 joden, uitstelt, is de voortdurende behoefte aan goedkope arbeidskrachten voor de productie van oorlogsgoederen. Himmlers pogingen om het getto te ontruimen worden namelijk verhinderd door minister van Bewapening Speer met hulp van enkele Warthegau-autoriteiten die hun aandeel in de winst willen behouden. De voortgaande germanisering van Litzmannstadt, ook al worden er slechts onderdelen van uitgevoerd, moet niet alleen worden gezien als een poging van planners, architecten en kartografen om aan de dienst aan het oostfront te ontsnappen. Dit plan vervult naar mijn mening vooral de functie van een machtige utopie van de Duitse leefruimte, die de nazi’s daar moet inspireren tot het nemen van grote en harde maatregelen.
17.
Reichskommissar Himmler geeft SS- en Polizeiführer Gobocnik van het district Lublin de leiding van een project voor vestiging van boeren-soldaten (Wehrbauern) in de regio rond Zamość (linksboven het midden, dubbel onderstreept), nu in Zuid-Oost Polen. Dat Germaanse kolonisatieproject is te volgen op deze zeldzame kaart uit juli ’43 (Bundesarchiv Berlin). Nadat de joden in deze regio al gedeporteerd zijn worden van november ’42 tot augustus ’43 in 294 dorpen zo’n 110.000 Polen en Oekraïners opgepakt en geselecteerd. Kleine kinderen met ‘Germaanse’ raskenmerken gaan ter Eindeutschung naar pleeggezinnen in Duitsland. Kinderen jonger dan 14 en ouderen boven de 60 moeten zich maar zien te redden. Volwassenen worden in treinwagons gepropt en naar Berlijn gedeporteerd om daar joodse dwangarbeiders af te lossen; die kunnen nu naar Auschwitz. Volksduitse boeren en hun gezinnen krijgen ‘s middags de ‘s ochtends verlaten boerderijen met inboedel en vee in de rijkere dorpen toegewezen (rode bolletjes); het vee moet immers gemolken worden. Collaborerende Poolse en Oekraïense boeren komen in naburige Z-dorpen (roze bolletjes). In het paarsomrande gebied met bedreigde Poolse dorpen (groen) en Oekraïense dorpen (geel) woedt daarentegen een partizanenstrijd. Tegelijkertijd leidt Globocnik, ook met speciale kaarten, de Aktion Reinhardt die 1,7 miljoen joden en 50.000 roma deporteert naar de vernietigingskampen Majdanek, Bełzeć, Sobibór en Treblinka. Naast de moord op de joden willen de nazi’s ook de leefruimte van de deels nog wel nuttige Untermenschen flink inkrimpen. Dat staat in het strikt geheime Generalplan Ost van de rijksleiding van de SS, dat gebaseerd is op verzoeken van Hitler. Uitvoering van dit plan zou, nadat Duitsland de oorlog heeft gewonnen, nog verder gaan dan de genocide op joden, roma en sinti. Volgens de rassenleer van de nazi’s is het overgrote deel van slavische volken niet te germaniseren. Daarom moet binnen twee generaties de kolonisatie van Centraal- en Oost-Europa door het ‘Noordse Arische Ras’ wel uitlopen op de verdrijving en vernietiging van de meerderheden van de Polen, de Wit-Russen, de Oekraïners en de Russen. De nazi’s hebben al een begin gemaakt met dit plan, zo zijn er alleen al in Polen naast drie miljoen joden ook twee miljoen niet-joden vermoord. Ook zo vormen Holocaust en Lebensraum twee kanten van één medaille.
18.
Nu het laatste deel: de nabije Holocaust door kogels in de ‘Bloedlanden’. Hier een duitse plattegrond van Lemberg (Lwów/Lviv) uit 1941 (collectie Hans Kok). ‘Operatie Barbarossa’, de Duitse aanval op de Sovjet-Unie die 21 juni ’41 begint, heeft ook de NKVD (de geheime dienst van de Sovjet Unie), verrast. Hun gevangenissen in de door de Sovjet-Unie geannexeerde gebieden na het Hitler-Stalinpact zitten overvol. Vlak voor de terugtrekking van het Rode Leger pleegt de NKVD een reeks massa-executies op politieke gevangenen in Oost-Polen, de Baltische staten en Oekraïne. In Lemberg/Lwów/Lviv (nu West-Oekraïne) worden in drie provisorische gevangenissen enkele duizenden gevangenen vermoord. Een Duitse rechter rapporteert dat de meerderheid van deze slachtoffers van de bolsjewisten Oekraïners zijn en wijst Poolse joden aan als de verantwoordelijken. In de nazi-propaganda is het communisme immers een internationale joodse samenzwering om de Europese natie-staten te vernietigen. Als wraak voor deze NKVD-moorden zet de Einssatzgruppe C, met deelname van milities van radicale Oekraïense nationalisten, de eerste pogrom in gang. Een woedende menigte treedt van 30 juni tot 2 juli met geweld op tegen de joden van Lviv. Dit kost minstens 4000 levens. Een tweede pogrom van 25 tot 29 juli doodt hier nog eens 5000 joden. Op de foto wordt een joodse vrouw in Lemberg achtervolgd door jongeren met knuppels (Wikipedia). In september ’41 wordt het werkkamp Janowska opgericht, net ten noordwesten van de stad (zie pijltje).
19.
Vóór de nazi- én de Sovjetinvasie van Polen in september 1939 heeft de Poolse stad Lwów, na Warschau en Łódź, de meeste Joodse inwoners. Hun aantal zwelt tot 330.000 als joden uit het door Duitsland bezette Westen van Polen naar het Oosten vluchten. Deze zeldzame straatposter, uitgegeven op 8 november 1941 door de Duitse gouverneur, dwingt de joden om zich te vestigen ten noorden van de spoorlijn. Dit onderkomen woongebied is uitgekozen door de nieuwe Oekraïense burgemeester. Tussen 16 november en 14 december moeten joden wijk voor wijk verlaten en langs de aangegeven routes naar het getto lopen. Kamp Janowska wordt begin 1942 ook doorgangskamp, met name voor joden uit de regio die zijn afgekeurd omdat ze niet meer in staat zijn te werken. Via dit transitkamp worden ze gedeporteerd naar het vernietigingskamp Bełzeć. Vervolgens wordt Janowska in de zomer en herfst van 1942 een vernietigingskamp. Duizenden joden (vooral uit het locale getto) worden naar dit kamp gedeporteerd en vermoord op de nabije zandvlakte en in het bos. In twee jaar tijd komen hier bijna 200.000 mensen om het leven. Op de foto zien jullie het Janowska kamporkest met joodse muzikanten in een kring rond de dirigent op de appelplaats (collectie The Ghetto Fighters’ House, Israël). Dit orkest moet ook optreden tijdens mishandelingen en moordpartijen: een foxtrot tijdens martelingen, een tango tijdens ophangingen.
20.
Op 19 september 1941 veroveren zo’n half miljoen Duitse soldaten Kiëv (nu Kyiv), de hoofdstad van de Oekraïense Socialistische Sovjetrepubliek, na een heftige verdediging die 45 dagen duurde. Hier een uitsnede van een Duitse stadsplattegrond uit begin 1942 met aantekeningen over de voedseldistributie voor het Duitse leger. Voor de oorlog woonden er 875.000 mensen in de stad, waarvan 175.000 Jiddisch en Russisch sprekende joden. De Sovjets evacueren belangrijke fabrieken en hun arbeiders, waaronder zo’n 25.000 joden. We weten niet hoeveel joodse families daarenboven zelf naar Rusland vluchten. Toch blijven velen achter, wellicht willen ze oudere familieleden niet in de steek laten. Een andere reden, die ook speelt voor veel andere Oekraïners, is de hoop op een beter leven. Anticommunistische gevoelens zijn immers wijdverbreid. En ouderen herinneren zich nog de Duitse bezetting van 1918 en willen erop vertrouwen dat de bezetters zich op dezelfde beschaafde manier zullen gedragen. De pogroms bij het begin en het eind van WOI kwamen immers hoofdzakelijk van de tsaristische kant. Bovendien censureerde de Sovjet-pers, sind het Hitler-Stalin Pact van Augustus 1939, berichten over antisemitische acties van de nazi’s. Dat censureren stopt weliswaar eind juni 1941, maar veel joden weten niet goed of ze de nieuwe ontstellende berichten wel moeten geloven. Een joodse man die Duitse radio-uitzendingen oppikt en anderen waarschuwt, wordt uitgemaakt voor ‘alarmist’. De Sovjets schilderen nazi-Duitsland nog steeds af als extreem kapitalistisch. Maar omdat de communistische partij zelfstandige Joodse ambachtslieden en handelaren heeft doen verdwijnen, hopen veel joden zelfs dat hun levensstandaard zal verbeteren: ‘Erger dan dit kan het niet worden’.
21.
De Duitsers trekken een stad binnen die nog grotendeels intact is, de omsingeling heeft vooral schade aangericht in de buitenwijken. Maar op 24 september en de dagen daarna worden er zware radiomijnen tot ontploffing gebracht. Deze blazen diverse gebouwen in het centrum op, waaronder het hoofdkwartier van het leger en ook het Hotel Continental, waar veel Duitse officieren verblijven (foto uit collectie Malakov familie). Branden, veroorzaakt door brandstofflessen, vergroten het verwoeste gebied (zie het grijs gearceerde gebied). Het stads-centrum blijkt deels ondermijnd te zijn door een speciaal commando van de NKVD. Omdat de Duitsers én veel inwoners van Kiev woedend zijn, gaan ze op zoek naar schuldigen. Geruchten richten zich nu op de ‘joodse bolsjewieken’. Die verspreiden zich des te sneller omdat veel inwoners bang zijn voor een vreselijke Duitse wraak en daardoor geneigd zijn een zondebok te zoeken.
22.
Een ‘Oekraïnse militie’, opgericht door de nazi’s, kondigt overal in de stad aan dat alle ‘Jidden’ uit Kiëv en omgeving zich op maandag 29 september moeten melden in de Melnykstraat. Ze moeten hun papieren, geld, waardevolle bezittingen en warme kleding meenemen. De poster waarschuwt dat iedereen die weigert op te komen, zal worden doodgeschoten. Omdat dit verzamelpunt zich vlak bij een goederentreinstation bevindt, denken veel joden dat ze naar een werkkamp in het Reich worden getransporteerd. In plaats daarvan worden ze direct naar Babi Yar geleid.
23.
Dit slingerend ravijn is 150 meter lang, 30 meter breed en 15 meter diep. Daar assisteren Duitse en Oekraïnse politie, met honden, automatische wapens en stokken, een speciaal mobiel moordcommando. Nadat de slachtoffers naar het ravijn zijn gelopen, moeten ze zich uitkleden. In het ravijn worden ze in kleine groepen met machinegeweren doodgeschoten. Op deze foto doorzoekt de Duitse politie de kleren van daar vermoorde mensen (collectie Yad Vashem). In twee dagen tijd worden zo 33.771 joden gedood. Dit getal komt uit het rapport van Sonderkommando 4a van Einsatzgruppe C. De maanden erna worden in Babi Yar nog duizenden joden doodgeschoten, evenals veel Sovjetkrijgsgevangenen, roma en communisten. Naar schatting worden hier in totaal zo’n 100.000 mensen vermoord.
24.
De Holocaust in kleine stadjes staat vaak beschreven in Jiddische, Hebreeuwse, Poolse en Russische gedenkboeken (of in meerdere talen tegelijk) met reconstructies door overlevenden van vernietigde joodse gemeenschappen. Honderden van deze Jizker-bicher bevatten kaarten in allerlei soorten en maten van kort na de oorlog of jaren later. Deze ‘mentale kaarten’ volgen geen topografische standaarden, ze getuigen veeleer van een ondergegane wereld. In het shtetl Yanova aan de Viliarivier (nummer 22), 30 kilometer noordoostelijk van Kaunas in Litouwen, is begin 1941 80% van de bijna 4000 inwoners joods. Deze plattegrond schetst winkels (zoals 23, 24), ziekenhuisjes (20, 25), graan-, zaag- en watermolens (5,12, 35, 56) zwemstrandje (30), een spoorstation (8), een paarden- en veemarkt (34), een luciferfabriek (7), een markt (47), een bioscoop (49), synagoges en schtieblech, d.w.z. kleine gebedsruimtes (19, 41, 42, 43, 44, 55, 57 en 60), begraafplaatsen (9, 11), een kerk (26) en nog veel meer. In augustus en september 1941 worden de kerk en de synagoges verwoest en executeert een Duitse Einsatzgruppe met een Litouwse militie 2108 joden. De overige joden moeten nu naar het getto van Kaunas.
25.
Deze kaart over de joden in Noord-West Rusland (Bundesarchiv Berlin) geeft met puntsymbolen, van <10, 10, 100, 1000, 10.000 tot de Davidsster voor 100.000, aantallen en verbreiding van de joden weer. Deze kaart uit begin 1942, is een compilatie van etnische studies van voor juni 1941 waarmee de identificatie, segregatie, verdrijving en later ook uitroeiing van joden wordt voorbereid. Deze Duitse overzichtskaart is niet eenvoudig te interpreteren. Grenzen tot september 1939 zijn grijs, die tot juni 1941 zijn oranje. Tijdens het interbellum blijft de joodse bevolking in de Baltische staten stabiel, maar ze neemt af in Wit-Rusland en Oekraïne; de laatste Sovjettelling die benut werd is echter uit 1926. Daarbij tellen ze alleen mensen die zichzelf en hun gezin identificeren als joods. Personen van joodse komaf die een andere ethnische identiteit melden, bekeerd zijn tot tot een andere religie of geseculariseerd zijn vallen daar niet onder. Nazi’s eisen volgens hun raciale wetenschap echter ook ‘half-joden’, ‘ gedoopte joden’, ‘kosmopolitische joden’ en ‘socialistische joden’ op. De verdere stap naar de massamoorden door kogels in de zomer en herfst is dus het bijwerken van lokale registratielijsten van joden.
In 1943-’44, wanneer de meeste West-Europese joden vermoord worden, zijn tweederde van de joodse slachtoffers al dood. De Holocaust door kogels in Oost-Polen, de Baltische Staten, Belarus, Oekraïne en West-Rusland beginnen met Einsatzgruppen die vanaf eind juni 41 vooraanstaande ‘joodse bolsjewisten’ doodschieten en breiden zich vanaf augustus uit tot de uitroeiing van hele gemeenschappen. Tot eind 1941 doden deze Duitse doodseskaders geholpen door delen van het Duitse leger en lokale milities een miljoen joden, grotendeels met kogels. Dat is het equivalent van het totale aantal joden dat in Auschwitz is vergast tijdens de hele oorlog. Tot eind ’42 schieten Duitse doodseskaders, opnieuw met hulp van soldaten en milities, nog eens 700.000 joden dood. Het is geen toeval dat deze vroege Holocaust door kogels zich afspeelt in Oost-Centraal-Europa. Daar woont immers de grote meerderheid van de Europese joden. Veruit de grootste groep slachtoffers zijn de Jiddisch sprekende joden (5 van de 6 miljoen!), van religieus-orthodoxen tot seculiere socialisten. Deze joden in Oost-Centraal Europa verschillen behoorlijk van de overwegend geassimileerde joodse minderheden in West-Europa. Oostjoden staan centraal in de nazi-ideologie. Zo wil de nazi film Der ewige Jude met opnames van verpauperde joden uit gettos van bezet Polen haar toeschouwers imprenten hoe Ostjuden echt zijn ‘voordat ze de maskers van de beschaafde Europeaan opzetten’. Naast de traditionele typering van Ostjuden als ‘verachterlijke outsiders’ komt nu ook de ongrijpbare angst voor en woede tegen geassimileerde joden als ‘parasitaire insiders’.
26.
De Holocaust door kogels escaleert in deze ‘bloedlanden’ zo snel omdat, anders dan in West-Europa, remmende lokale bestuurders en religieuze autoriteiten reeds twee keer gezuiverd, gedeporteerd of geëlimineerd zijn; eerst door de Sovjets, daarna door de nazi’s. Een belangrijk deel van de radicale nationalistische groepen die zich verzetten tegen het repressieve Sovjetsysteem, doet nu vrijuit mee aan het oppakken en zelfs aan het doodschieten van joden onder het motto ‘joden en bolsjewisten zijn hetzelfde soort uitschot’. Ze willen daarmee ook voor de nazi’s bewijzen dat zij betrouwbare partners zijn. Als hun onafhankelijkheids-streven na eerste vage beloftes toch gedwarsboomd wordt, slaat hun pro-Duitse enthousiasme meestal om. Zo rekenen de nazi’s in tweede instantie ook Oekraïners tot de Untermenschen; Hitler noemt hen zelfs even lui, ongeorganiseerd en nihilistisch Aziatisch als de Russen.
Op dit Duitse Grossblatt (1 cm=1 km) zien jullie rechtsonder Zwiahel oftewel Nowograd Wolynski (nu West-Oekraïne). Eind augustus worden hier 750-800 joden doodgeschoten, vooral vrouwen en kinderen en in september nog eens 1500-1600 net ten oosten van het stadje. Bij de eerste plek maakt een Duitse soldaat in augustus 1941 deze foto met gevangenen in een groentekas (collectie USHMM). Op de achterkant staat: Ze wachten op hun dood. Poolse en Oekraïnse joodse vrouwen en kinderen (van baby tot oude vrouw) worden opgesloten in een kas, omdat de capaciteit van de gedolven graven niet groot genoeg was voor de vele schietpartijen. De volgende dag waren zij aan de beurt.
27.
Hier de Mape fun Mayrev-Vaysrusland un Wolin oftewel Kaart van West-Belarus en Wolhynië (nu noordwest Oekraïne). Deze eenvoudige kaart komt uit het boek Der Yidisher onteyl in der partizaner-bavegung fun Sovet-Rusland oftewel ‘Het joodse aandeel in de partizanen-beweging van Sovjet Rusland’ dat 1948 in Rome in ’t Jiddisch is verschenen. De heroïsche opstand in het getto van Warschau wordt vaak beschouwd als standaard voor het joodse verzet. Sommige zionisten stellen zelfs dat mensen die ontsnappen uit een getto voorrang geven aan hun persoonlijk overleven terwijl ze hun volk in de steek laten. Joodse verzetsmensen in West-Belarus en Wolhynië volgen juist een andere strategie. Zij maken dan deel uit van de antifascistische strijders in de uitgestrekte bossen en moerassen. Hoewel partizanen terughoudend zijn joodse groepen te accepteren die deels uit niet-strijders bestaan, wordt deze houding meermaals overwonnen. Dit Jiddische boek over de joodse rol in de gewapende strijd gaat daarnaast in op de Bielsky-partizanen in de wouden bij Lida. Nadat hun ouders en andere familie in december 1941 in het getto van Nowogródek vermoord zijn vluchten vier Bielski-broers naar het nabijgelegen Naliboka-woud. Hier ontstaat een half ondergronds bunkerdorp voor meer dan 1200 mannen, vrouwen, kinderen en ouderen, met een veldhospitaal, een schooltje, een bakhuis, een badhuis, een rechtbank, een gevangenis, een bibliotheek, etc. De leerlooierij wordt ook een synagoge omdat veel schoenlappers devote chassidiem zijn. Een andere werkplaats repareert beschadigde wapens en vervaardigt nieuwe uit reserveonderdelen. De Bielski-partizanen werken nauw samen met Sovjetpartizanen maar fuseren daar niet mee. Zij voeren sabotage-acties uit en doden nazi’s en collaborateurs die joden vermoorden. Rechts zien jullie een groepsportret van een eenheid van die Bielsky-partizanen op wacht (collectie USHMM). In 1943 voeren de nazi’s een offensief tegen de partizanen in het gebied, maar die trekken dieper het moeras- en woudgebied in dat hen beschermt tegen gemotoriseerde Duitse eenheden. Daardoor overleeft een groot deel van hen de oorlog.
Bedankt voor jullie aandacht