Dordrecht op middeleeuwse kaarten


DORDRECHT  OP  MIDDELEEUWSE  KAARTEN*

Lezing voor de ‘Vereniging Oud-Dordrecht’ op 24 oktober 2024
Door Harrie Teunissen, historicus en kaartenverzamelaar

Beste kaartenvrienden,

(1) Maart dit jaar ontdekte ik bij toeval onze stad toen ik inzoomde op een kustenkaart met havenplaatsen uit ongeveer 1360. Op deze zogeheten Rex (P)Tholomeus portolaankaart staat de naam dordrech prominent in het rood net boven de monding van de groene Rijn in een baai. Rechts zien jullie aan dezelfde rivier een toltoren of stadstoren omgeven door een muur met poort als symbool van de metropool Keulen; let maar op het vaandel met de bisschopsmijter. Links, met het koninklijke rode vaandel, staat Londen. Onder enkele Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden bevindt zich een diepe dubbele inham vol puntjes die ondiepten aanduiden. Bij een kleine riviertak naar het zuiden staat bruges, Brugge als de machtige havenstad van fiandria, Vlaanderen. Verder zien we onder meer utrech bij de Zuiderzee en helemaal bovenaan op een vreemde plek holanda. Ik stond perplex want ik had nog nooit een middeleeuwse kaart met Dordrecht gezien. Mijn verdere zoektocht op gedrukte facsimiles en digitale scans leverde nog ruim 20 kustenkaarten en drie landkaarten uit de middeleeuwen met Dordrecht op. Er moeten er zelfs meer zijn, want van veel portolaankaarten met Noordzeekusten zijn de beschikbare facsimiles en scans niet hoogwaardig genoeg om details te kunnen lezen.

(2) Ik heb me als historicus niet speciaal bezig gehouden met de geschiedenis van onze stad in de late middeleeuwen. Toch hoop ik nieuw licht te werpen op Dordrecht als kruispunt van Europese vaarwegen tussen Keulen en London en (na Brugge natuurlijk) tussen de Middellandse Zee en de Oostzee. Eerst zal ik de Rex (P)Tholomeus portolaankaart nader bespreken. Vervolgens geef ik een grove schets van Dordrecht als dé havenstad van Holland. De hoofdmoot bestaat uit een reeks portolaankaarten van 1290 tot 1414. De oudere kaarten illustreren de snelle opkomst van Dordrecht voor schepen uit het Middellandse zeegebied. Hoe deze kaarten zijn ontstaan is nog steeds een raadsel; ik ga kort in op de actuele discussie daarover. Daarna toon ik de bloeitijd van de Dordtse haven met enkele uitzonderlijke portolaankaarten. Met de handel uit het Middellandse Zeegebied komen ook kooplieden met arabische cijfers naar Holland en zorgen daar zelfs voor een nieuw bankwezen. De reikwijdte van dergelijke kaarten moeten wij echter niet overschatten; voor de ommelandvaart om Jutland naar de Oostzee spelen zij geen enkele rol. Daarom ga ik na de pauze in op de fascinerende navigatie-kunst van schippers en stuurlui zonder kaarten. En ik rond af met de kwestie van de neergang van Dordrecht als overslaghaven tussen de Middellandse Zee en de Oostzee na de Sint Elisabethsvloeden.

(3) Hier zien jullie een grotere uitsnede van de Rex (P)Tholomeus portolaankaart; Dordrecht staat nu bijna bovenaan. Het gebied rond de Alpen is helaas beschadigd. We hebben al even gezien dat prominente havenplaatsen en steden in het rood genoteerd staan. Naar het binnenland duidt deze kaart slechts grote groene rivieren en paars-roze hooggebergten aan. Voorname steden en hoofdsteden krijgen een ommuurde tol- of stadstoren, vaak vergezeld door een kleine kerktoren. Zelfs Rome wordt zo getekend met op haar vaandel SPQR (de Senaat en het volk van Rome). De paus zetelt dan immers in Avignon; haar rode vaandel toont de sleutels van Petrus. Santiago de Compostela en Jerusalem (buiten dit beeld) zijn uitzonderingen; deze pelgrimssteden krijgen een kleine respectievelijk grote driebeukige kerk. Alleen Venetië geeft meerdere gebouwen te zien, een van de aanwijzingen dat deze portolaankaart ontstaan is in die machtige lagunestad. De maker van deze portolaankaart is niet bekend. De term komt overigens van het Italiaanse portolano, een gids of routebeschrijving naar havens, waarin de kennis van stuurlui over ondiepten, oriëntatiepunten, windrichtingen, afstanden en zeilaanwijzigingen is verzameld. Dat portolaankaarten in het Middellandse Zeegebied zijn ontstaan blijkt duidelijk uit de nauwkeurigheid van haar kusten; al zijn havenbaaien wat vergroot om ondiepten en rotsen aan te kunnen duiden. De kustlijnen zijn wel enigszins verbleekt, maar toch redelijk te volgen doordat alle namen van havensteden op de landzijde genoteerd staan, behalve bij de eilanden. Vergelijk de Italiaanse laars maar eens met Sicilië.

(4) Hier deze Portolaankaart in zijn geheel. Hij meet 69 cm hoog, is 114 cm op zijn breedst en staat op kostbaar velijn, het soepele perkament van een kalfs- of lamshuid. Nu wordt zichtbaar wat al die rode, groene en bruine lijnen doen die kriskas over de kaart lopen. Als je goed kijkt en telt zie je de regelmaat van stervormige stelsels van rechte lijnen die samen twee windrozen vormen. Deze windrozen zijn bedoeld om vaarkoersen mee uit te zetten. Elk van deze windrozen is getekent door 16 punten op een (verborgen) cirkel met elkaar te verbinden waardoor er maximaal 32 (hier 28) verschillende richtingen ontstaan. Gezien zijn behoorlijk gave staat en zijn fraaie verluchtingen kan deze kaart echter niet voor navigatie op zee zijn gebruikt; wel voor de planning van handelsreizen. Deze portolaankaart komt uit het omvangrijke archief van de prinselijke Corsini-familie. Die machtige clan uit Florence speelt niet alleen in politiek en kerk een voorname rol maar heeft ook grote invloed op de internationale handel en in het bankwezen. Volgens hun zakelijk dagboek Il Libro Di Ricordanze Dei Corsini en hun briefwisseling coördineert Matteo Corsini met twee neven midden veertiende eeuw vanuit Londen hun handel met Frankrijk, Brugge en Holland. Voor die laatste moet hij op zijn reizen ook in Dordrecht zijn geweest. Mogelijk is hij zelfs de opdrachtgever van deze kaart. Dat zou ook verklaren waarom op de Noordzee zoveel havenplaatsen vermeld staan.

(5) Portolaankaarten zijn niet georiënteerd; aan de met de kust meedraaiende notering van havensteden is goed te zien dat men ze vanuit alle kanten kan verkennen. Bij deze laatste uitsnede van de kaart staat het zuiden boven. Linksboven zien jullie de bronnen van de Nijl die verder langs babellonia loopt; zo werd Egypte destijds vaak aangeduid. Let ook op de steden cayro en alexandria. Rechts staat koning (P)Tholomeus. Vanwege deze afbeelding wordt onze manuscriptkaart de ‘Rex Tholomeus Portolaankaart’ genoemd. De bijhorende tekst stelt: In deze bergketen gebruikte koning Tholemeus een wereldpasser en door astrologie, met lengtegraden en breedtegraden, construeerde hij een wereldkaart en een cosmografie. De dynastie van de Ptolemaeën, die na Alexander de Grote over Egypte regeerde (denk maar aan Cleopatra), wordt hier verdicht met de Griekse astronoom en geograaf Claudius Ptolemaeus van Alexandrië uit de tweede eeuw. Hij is vooral bekend door zijn Geographia, een gids voor het tekenen van kaarten in enkele projecties vergezeld van tabellen met de lengte- en breedtegraden van bijna 8000 plaatsen. Portolaankaarten kennen echter geen lengte- en breedtegraden, zij tonen alleen windrozen. Hun schaal schommelt rond de 1 op 5,5 miljoen dat wil zeggen 1 cm is 55 km. Onze Rex Tholomeus kaart is de enige vroege portolaankaart die momenteel op de markt is. Een bekend veilinghuis van atlassen en kaarten uit Los Angeles biedt deze unieke kaart aan voor wel 7,5 miljoen dollar. Maar zo wordt het een beleggingsobject; ik ben al blij met mijn hoogwaardige scan voor 30 dollar.

(6) Deze twee plattegronden omkaderen het gouden tijdvak van dé havenstad van Holland. Links een verhelderende reconstructie van Dordrecht rond 1280 door Henk ’t Jong. Rechts een fraaie stadsplattegrond door Jacob van Deventer uit ± 1555. Ik weet niet of jullie het kunnen zien, maar hier staan ook twee kranen aan de Thuredrith ingetekend; op de Kraansteiger en op de Botermarkt. In de loop van de twaalfde eeuw schuurden stormrampen de latere Oude Maas uit (destijds heet die ook Merwede). Hierdoor ontstond er (via de Striene) een verbinding binnendoor met de Schelde. Dordrecht ligt voortaan aan een knooppunt van rivieren en de binnenvaart neemt een grote vlucht. In 1299 krijgt Dordrecht stapelrecht dat de handelspositie van de stad bevestigt en versterkt. Alle goederen die over de Lek en de Merwede worden aangevoerd moeten in Dordt op de kade gezet en daar een aantal dagen te koop worden aangeboden. In 1338 wordt daaraan het vergelijkbare Maasrecht toegevoegd. Dordrecht fungeert nu als de overslagplaats voor het vervoer tussen hun landen bovenstrooms en het rijke en dichtbevolkte Vlaanderen. Daardoor wordt Dordrecht ook voor schippers en kooplieden van overzee aantrekkelijk. Als de oorspronkelijke haven, de monding van de Thuredrith, na een reeks strenge winters onveilig blijkt door opkruiend ijs wordt in 1410 bij de stabboem een dam tussen de poortzijde van de stad en een zandbank aangelegd. Aanplemping van inhammetjes, versterkt met een houten beschoeiing, verbetert het tweede waterfront, de latere Nieuwe Haven (die dus niet gegraven is).

(7) Op deze aquarel van begin zestiende eeuw staat tussen houten en stenen huizen de kraan Swartzenborch ingebouwd in een pakhuis: de Wijnbrug staat rechts. Zulke kranen worden met een groot tredwiel door mensen aangedreven. Deze hijskraan staat niet meer op de stadsplattegrond uit ± 1555. Naast streekproducten, worden via de oude en de nieuwe haven vooral zout uit Zeeland en wijn uit het Rijn- en Moezelgebied vanuit Keulen aangevoerd. Daarnaast handelt men in Dordrecht in leien uit de Eiffel, kalk en mergelstenen uit Zuid-Limburg, hout via Keulen en Maastricht, kolen uit Luik, rogge uit Rostock, pelzen uit de Baltische landen, stokvis uit Noorwegen, haring uit de Oostzee en de Noordzee, wol uit Engeland, laken uit Vlaanderen, haver en tarwe uit Noord-Frankrijk, gedroogde citrusvruchten en olijfolie uit het Middellandse zeegebied en luxe stoffen en specerijen uit de Levant. Deze producten worden gecontroleerd, gemeten en gewogen én er is toezicht op het laden en lossen. Op al deze waren wordt belasting geheven. Deze accijnzen worden elke maand verpacht aan mensen die hopen daarop winst te maken. Er zijn herbergen waar vreemdelingen kunnen overnachten en tapperijen waar makelaars bemiddelen tussen buitenlandse kooplieden en Hollandse handelaars. Rechten van vreemde kooplieden zijn in Dordrecht gewaarborgd; zoals het vrijgeleide bij hun reizen door Holland en vrijstelling van onderpanden voor hun handel.

(8) In de tweede helft van de veertiende eeuw heeft Dordrecht grofweg zo’n 7.500 inwoners. In 1367 telt onze stad 29 gilden die 53 beroepsgroepen vertegenwoordigen. Geen andere stad van Holland kan zich daarmee meten. Deze broederschappen bewaken de kwaliteit en prijs van hun producten, leiden leerlingen en gezellen op en dragen zorg voor hun armen, zieken en ouden van dagen. Met veel bier en wijn vieren ze de naamdag van hun heilige schutspatroon en laten in diens kapel missen opdragen voor het zieleheil van hun overledenen. Bovendien drukken zij hun stempel op het stadsbestuur en nemen zij deel aan de verdediging van de stadsmuur in tijden van oorlog. Het Sciptimmerliede-gilde is waarschijnlijk vooral gericht op het bouwen van riviervaartuigen en vissersschuiten. Vooral in de winter, als de vaart nagenoeg stil ligt, zal hier heel wat herstelwerk aan op de wal getrokken schepen zijn verricht. Het schippersgilde hoort tot de oudste en machtigste gilden van onze stad. Midden vijftiende eeuw wordt het opgesplitst: Het Klein Schippersgilde is bedreven in de riviervaart en in transportdiensten in de Hollands-Zeeuwse archipel. Hier zien jullie een latere gevelsteun van hun gildehuis, nu Riedijk 102. Het Groot Schippersgilde bezeilt zeeschepen op de routes naar Engeland, het Oostzeegebied en in mindere mate naar Frankrijk, Spanje en verder. Leden van het Grootschippersgilde gaan zelf ook optreden als kooplieden. Om risico’s te spreiden zijn de schepen veelal slechts ten dele hun eigendom; om dezelfde reden wordt ook koopwaar in ‘parten’ vervoerd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een Dordts testament van 1415. Daar wordt o.m. gesteld: ‘Item aen een vierendeel van enen ghehelen kogghe, die Reynaer van Kalkeren nu ter tijt voert, mit sinen getouwe ende gewande ende mit sinen coepschat, als daertoe behoert.

(9) Na dit snelle overzicht van Dordrecht als dé Hollandse havenstad, verkennen we enkele vroege kustenkaarten met havens. Hier de oudst-bewaarde portolaankaart, de Carta Pisana van ± 1290. Hij werd gevonden in Pisa, vandaar de naam, maar de anonieme maker komt waarschijnlijk uit Genua. Deze helaas beschadigde kaart bestrijkt de hele Middellandse Zee; daar is ze redelijk nauwkeurig. Daarnaast toont ze de Atlantische kust van Marokko tot de Noordzee.

(10) Hier heb ik ingezoomd op haar kusten van Noord-West Europa. Engeland is een bijna vierkant eiland en op onze Noordzeekust staat van boven naar beneden: allamagnia, flanden, brugis, porto … en friza; dat wil zeggen: Duitsland, Vlaanderen, Brugge, haven (onleesbaar) en Friesland. De volgorde van landen en havenplaatsen is behoorlijk verhaspeld, de maker is blijkbaar slecht thuis rond de Noordzee. Dordrecht, dat binnenkort haar stapelrecht op de Rijn krijgt, komt op deze oudste portolaankaart nog niet voor.

(11) Hier een compositie van de 9 bladen van een portolaanatlas uit 1318. Hij is getekend door de geograaf Pietro Vesconte, kaartenmaker in Venetië. Dit is de derde van zijn vier nog bestaande portolaan-atlassen. Zeeën zijn geelgekleurd; rechtsboven de Zwarte Zee met de Krim, daaronder eerst de Egeïsche Zee met haar vele eilanden, en dan het oostelijk bekken van de Middelllandse Zee met Cyprus en Kreta. Midden boven de Adriatische Zee en daaronder de Ionische Zee. Links daarvan het westelijk bekken van de Middellandse Zee met Sicilië, Sardinië, Corsica en de Balearen. Van de Atlantische kusten zijn die van Zuid-West Spanje en Portugal, Bretagne en het Kanaal weergegeven en ook de Noordzee is hier te zien.

(12) In zijn vier atlassen worden geografie en topografie van de Noord-West Europese kusten al beter weergegeven. Hier het blad met Het Kanaal en de Noordzee bevestigd op twee dunne plankjes van 19 bij 9,5 cm. Engeland en Schotland krijgen al enigszins herkenbare contouren. Meer naar het binnenland staan alleen de Rijn met Cologne/Keulen, de Thames met Londres/London en de Seine aangegeven. Van andere rivieren zijn alleen hun mondingen aangeduid. Ruim boven de monding van de Rijn staat dordret in het bruin, terwijl Bruges/Brugge met rood wordt geschreven. Dit is wellicht niet Vescontes oudste vermelding van Dordrecht, maar van zijn portolaanatlas uit 1313 heb ik geen goede scan.

(13) Hier staat voor het eerst dordret als havenstad prominent in het rood net onder de samenkomende mondingen van Rijn en Maas. Verder zijn (S)Gravesant, Utrech(t), en zeker Brugge, de machtige stad aan het Zwin, makkelijk te herkennen. Deze afbeelding is een uitsnede van de portolaankaart van Angelino Dulcerto uit 1339. Als we ons herinneren dat Dordrecht in 1338 het Maasrecht krijgt is het dan toeval dat hier ook de Maas staat getekend? De haven van Dordrecht wordt overigens behalve voor handelsverkeer ook belangrijker voor militaire tochten. Zo trekt juni 1345 graaf Willem IV van Holland vanuit Dordrecht met 37 schepen op tegen Utrecht om die stad te belegeren.

(14) Dit is de kaart in zijn geheel; hij meet 105 bij 75 cm en is gemaakt in Palma de Mallorca. Door verbleking van kustlijnen is hij moeilijk te lezen, zeker op afstand. Maar ik hoop dat jullie inmidels een beeld hebben hoe zo’n portolaankaart eruit ziet. Ik wijs nog slechts op de donkerblauwe strook beneden; die staat voor het Atlasgebergte. Rechtsonder zien jullie de Rode Zee; het witte streepje bovenin symboliseert de doortocht van Mozes met de Israëlieten. Angelino Dulcert is waarschijnlijk dezelfde persoon als Angelino de Dalorto. Opgeleid in Genua emigreert hij naar Mallorca, waar hij school maakt. Zijn portolaankaart uit 1325 toont eveneens dordret, maar ook daarvan heb ik slechts een matige scan. Overigens komt die laatste kaart ook uit het familiearchief van de Orsini prinsen zoals de Rex (P)Tholomeus portolaankaart.

(15) Links het oudste scheepsmodel van Europa, een votiefgeschenk uit een kapel in Mataró, een havenplaats op de kust boven Barcelona. Dit model heeft nog één mast, vroeger had het ook een bezaanzeil aan de achtermast. Nu is het een zes eeuwen oud topstuk van het Maritiem Museum in Rotterdam. Zo’n tweemastkraak vaart als vrachtschip ook tussen de Middellandse zee en de Noordzee. Het is ongeveer 18 meter lang en 9 meter breed en heeft volbeladen met zo’n 100 ton een diepgang van bijna vier meter. Rechts de oudste bewaard gebleven portolaan-codex: Lo Compasso da navigare uit 1296. Dit boek is een compilatie van oudere navigatie geschriften met praktische instructies voor schippers en stuurlui over de hele Middellandse Zee. Deze portolanen bevatten kustbeschrijvingen en zeilrichtingen op basis van een windroos. Historisch kartografen hebben lang gedacht dat portolaankaarten zijn ontstaan op basis van dergelijke portolaan-schriften en dat ze in de loop van de dertiende eeuw zijn verbeterd. Maar de enige manier om toen de afgelegde afstand op zee te meten, is door de gemiddelde snelheid van het schip te vermenigvuldigen met de verstreken tijd. Een moderne meetkundige en geografische analyse van de zeilinstructies in het Compasso da Navigare toont bovendien aan dat die allerminst nauwkeurig zijn. Als men sommige instructies letterlijk neemt gaan hun routes zelfs dwars over eilanden heen. Kortom: portolaankaarten kunnen niet primair gebaseerd zijn op geschreven portolanen.

(16) Dat portolaankaarten zouden zijn ontstaan door een systematisch hanteren van het kompas is eveneens omstreden. De oudste vermelding van een kompas in Europa is van eind twaalfde eeuw. Daar is sprake van een vers gemagnetiseerde naald drijvend op een strootje in een kommetje met water. De volgende stap staat beschreven in het Epistola de Magnete van Petrus Peregrinus uit 1269. Links zien jullie een pagina uit een 14de eeuwse kopie van die ‘Brief over de magneten’ met een tekening van een droog kompas met balancerende kompasnaald op een scherpe pin. De kompascirkel is verdeeld in 360 graden. Zijn experimenteel onderzoek is uitzonderlijk omdat hij zich laat inspireren door handwerkslieden met een praktische kennis die verder nauwelijks doordringt tot de geleerde wereld. Maar zijn experimenten op het land zijn op zee niet makkelijk te reproduceren. En dan hebben we het nog niet eens over de anomalieën in het aardmagnetisch veld en over het duidelijke verschil tussen het magnetische noorden en de betrouwbaardere poolster. Koers houden op zee met een kompas is geen sinecure. Het droge kompas wordt daar bovendien pas breder gebruikt in de loop van de veertiende eeuw. Rechts zien jullie overigens de oudste windroostekening op een portolaankaart met 32 richtingen; acht belangrijke winden worden met name genoemd. Kompasroos en windroos zijn wel vergelijkbaar maar niet identiek.

(17) Nu zijn we weer terug bij de Dulcert-portolaankaart uit 1339. Jullie zien hier een bewerkte versie uit The Enigma of the Origin of Portolan Charts uit 2016. Hierin heeft Roel Nicolai, voormalig hoofd geodesie van de Shell, de posities van herkenbare havenplaatsen op de meeste kusten nagemeten. Zo ontdekt hij dat Dulcerts portolaankaart is ontstaan als compositie van grote en kleine oudere kustkaarten. De schalen verschillen zelfs enigszins; zo wordt de Zwarte Zee systematisch te groot afgebeeld.

(18) Dit is een andere afbeelding uit Nicolai’s boek. Hier zijn de verschillende schalen per deelgebied op eenzelfde schaal afgestemd. Bovendien zijn de deelkaarten met de klok mee gedraaid om ze tot zo’n 9,5 graad te corrigeren voor de variaties in het aardmagnetisch veld van ± 1250. Daarna heeft Nicolai de blauwe kustlijnen van Dulcert afgezet tegen de rode kustlijnen van een moderne Mercator-projectie. Jullie zien nu duidelijk waar beide kusten verregaand overeenkomen. Meer dan twee eeuwen voor Gerard Mercator zijn nieuwe richtinggetrouwe projectie van de wereldbol op een plat vlak ontwerpt zouden er volgens Nicolai al kaarten bestaan met een soortgelijke projectie! Maar volgens Hans Kok, historisch kartograaf en navigatie-deskundige, is hiervoor een kaartprojectie met lengtegraad- en breedtegraadlijnen op gelijkblijvende rechthoeken met 40 graden Noorderbreedte als centrale lijn veel makkelijker te ontwerpen. Zo’n middelbreedtekaart is voor de Middellandse Zee, die immers primair van Oost naar West loopt, nauwelijks minder nauwkeurig dan de naar het Noorden toe steeds hoger wordende (wassende) rechthoeken van een Mercator projectie.

(19) Nu enkele portolaankaarten uit de decennia rond 1400. Hier een uitsnede met dordret op een bijzonder fraaie portolaankaart uit 1375, die in de zestiende eeuw gevouwen wordt tot een atlas. Dordrecht staat ook hier net onder de Rijn en de nog net zichtbare Maasmond. Maar wat bij Dulcert nog Maas heet wordt hier Schelde genoemd. Opvallend in deze baai van Maas en Rijn staat het prominent rood gekleurde eiland ost-forn/Oost-Voorne. Verder naar beneden zien we aan het Zwin laclussa/Sluis in het bruin en daaronder Brugge in het rood. Links van het midden onderaan staat een stad gesymboliseerd door drie ommuurde torens met poorten. Dat dit Parijs moet zijn blijkt ook uit het fleur de lis vaandel van het huis Valois. Parijs is de enige stad van de hele atlas die dit toltorensymbool drievoudig draagt.

(20) Hier de linkerhelft van de Atles Català met enige overlap in het midden. De rechterhelft, die ik vanavond niet toon, gaat tot en met Peking. Deze atlas bestaat uit vier delen op velijn die begin zestiende eeuw elk op de weerszijden van een dunne houten plank gemonteerd zijn. Later zijn ze op de naden gesplitst. De kaart is een geschenk van de koning van Aragon aan de koning van Frankrijk. Hij is gemaakt door Elisha ben Abraham Cresques uit Palma de Mallorca; die ook een joodse bijbel, de TeNaCh, in moorse stijl heeft verlucht.

(21) Jullie kunnen vast raden waar deze portolaankaart van Francesco Beccari vandaan komt. Genua met zijn havenkom en vuurtoren staat immers centraal op deze grote kaart uit 1403. Hij is gemaakt van twee vellen velijn en meet 93 bij 140 cm. De maritieme republieken Genua en Venetië domineren de handel in de Middellandse Zee. Zij kopen onder meer specerijen in Alexandrië en distribueren die over heel Europa. De Indische Oceaan met zijn regelmatige moessonwinden is een belangrijke verkeersader voor die handel, die via de Rode Zee en Caïro de haven van Alexandrië bereikt.

(22) Rechts van Genua staat haar rivaal Venetië en links zien jullie Avignon. Boven is de metropool Keulen getekend en links daarvan staat dordrech, prominent in het rood. Oost-Voorne en Middelburg worden ook met rood geschreven. Verder natuurlijk het bruine Sluis en het rode Brugge. Het ligt voor de hand dat de handelsschepen uit Genua en Venetië in deze havens naast ander vrachtgoed ook specerijen op de markt brengen. Dat waren destijds luxe-producten voor de elite. Ze dienen niet alleen als smaakmakers in de keuken, maar werden ook gebruikt als middel tegen kwaaltjes. Een van de ‘Utrechtse gezondheidsregels’ uit de dertiende eeuw luidt immers: Allant ende muschaten ende lacrisse getemperet mitten wine boten di des hustes. De nootmuskaat uit deze kruidendrank tegen de hoest komt via de haven van Muscat in Oman naar het westen. Daarom heet die noot zo.

(23) Nu de oudst-bewaarde Arabische portolaankaart met Noordzeekusten. Hij is gemaakt door Ahmad ben Sulayman al-Tanji, uit Tanger dus. De kaart is echter, blijkens haar titel in geometrisch schrift, gemaakt in Tunis in het jaar 816 van de islamitische tijdsrekening. Dat is 1413/’14. Op het nekvel rechts staat een kalenderwiel dat de maanden van het Juliaanse zonnejaar combineert met de 28 huizen van de maanmaanden in de islamitische telling. Het strakke kader met knooppatronen wordt niet ingegeven door een zogenaamd islamitisch verbod op het afbeelden van dieren en mensen, want dat is een Westerse mythe. Linksboven in Noorwegen staan zelfs twee kleine dieren ingetekend. De Koran kent ook geen beeldverbod, wel een verbod op de cultus rond afgodsbeelden; moslims die buiten hun gebedsruimtes beelden bestormen zijn dus puriteinse fundamentalisten.

(24) Hier een uitsnede met de kusten rond het Kanaal en de Noordzee. De Zuiderzee, de monding van de Rijn in een baai en waarschijnlijk al de Westerschelde met haar ondiepten zijn goed te onderscheiden. De namen van havensteden zijn in cursief schrift en staan in onze regio op zijn kop. Met enige moeite is hier ‘durdret’ te onderscheiden. Ik vermoed dat dit de oudste vermelding van Dordrecht in het arabisch is. Onze stad staat blijkbaar begin vijftiende eeuw ook in Noord-Afrika onder schippers en kooplieden bekend als een prominente havenstad.

(25) Dit is de onderste helft van een houtsnede uit 1504 waar rekenmethoden worden afgebeeld. Op de tafel rechts wordt met een rekenbord (te vergelijken met een telraam of abacus) en rekenpenningen gewerkt en op de geldtafel links met indisch-arabische cijfers. Rekenen met Romeinse lettergetallen is immers tamelijk omslachtig; probeer die maar eens te vermenigvuldigen of te delen. Met arabische cijfers gaat dat veel makkelijker. Die cijfers worden door de wiskundige Pietro de Fibonacci uit Pisa ontdekt in Tunis waarmee zijn vader handel drijft. Zijn Liber Abaci uit 1202 introduceert die in Europa. Het woord cijfer komt van het arabisch sifr en as-sifr betekent ‘de nul’. De weerstand van de Kerk richt zich vooral tegen deze nul; ledigheid is immers des duivels oorkussen. Ook universiteiten houden nog generaties lang vast aan hun klassieke arithmetica boeken. Het zijn kooplieden en bankiers uit het zuiden geweest die in Noord-Europa cheques en wisselbrieven introduceren en bovendien de ‘Italiaanse boekhouding’. Ook in Dordrecht spelen zulke geldhandelaren een grote rol; Lombarden worden al in haar oudst bewaarde stadsrekeningen genoemd. Onze stad kent een Lombardstraat sinds 1418. Op basis van de lombardo-venetiaanse boekhoudpraktijk ontwikkelt Luca Pacioli in zijn Suma de Arithmetica … in de late vijftiende eeuw het systeem van de ‘dubbele boekhouding’ met haar balans van debet en credit. Die verbetert niet alleen het geheugen en het inzicht van de handelaar maar bevordert ook de transparantie van en dus het vertrouwen in de handel.

(26) Toch duurt het nog bijna twee eeuwen voordat de handige arabische cijfers ook buiten kringen van Italiaanse kooplieden gemeengoed beginnen te worden. Links zien jullie een van de eerste pagina’s van het oudste Klepboek van Dordrecht (RAD). Een klepboek is een register van afkondigingen vanaf de pui van het stadhuis. Die afkondigingen worden gedaan nadat het klokje op het stadhuis heeft geklept, vandaar de naam van deze registers. Bovenaan staat duidelijk Anno 1383; in de eerste post daaronder staat echter weer: Int jaer ons he[re]n M.CCC. drie en[de] tachtich opten XIIsten dach in aprille. Blijkbaar zijn de decimale cijfers nog niet algemeen bekend. Daarnaast houdt men nog tot in de 17de eeuw vast aan de Romeinse lettergetallen; met name in stadsrekeningen. Dat zal wel samenhangen met het ingewikkelde muntstelsel, waarbij alle muntsoorten hier eerst worden omgerekend naar ponden groot Vlaams. Deze belangrijke rekenmunt is namelijk verdeeld in 20 schellingen en 240 penningen. Uit het bekende grootzegel van Dordrecht met de toltoren met het jaar 1482 erop blijkt dat de arabische cijfers inmiddels wel gemeengoed zijn voor de communicatie van haar stadsbestuur.

(27) Na de grote pestepidemie van 1347-1352, beleeft Dordrecht als handelsstad gouden tijden. Ook in het buitenland wordt zij gezien als een belangrijke havenstad. Hier een pagina uit ‘Het Boek der Kennis’ – het Libro del conosçimiento uit het midden van de veertiende eeuw. Een anonieme castilliaanse auteur beschrijft hier onder meer zijn reis naar het Noorden. Via Zeeland en Mechelen trekt hij naar Leuven. In oud-castilliaans staat er dan: Yo dende pasa a dodret; una gran cibdat rica y pasa por ella un gran Rio que disen rio Rinus que nasce delas alpes alemania. Daarvandaan reisde ik verder naar de grote en rijke stad van Dordrecht en daar stroomde een grote rivier die zij Rinus noemen en die zijn oorsprong heeft in de Duitse Alpen’. Daarop volgt een tocht over de Rijn met een bezoek aan Keulen. Het is onzeker of de auteur zelf in Dordrecht en Keulen is geweest; diverse passages lijken overgenomen van reeds bestaande reisverslagen. Maar het blijft opmerkelijk dat Dordrecht in Castilië al de faam heeft van dé toegangshaven tot de Rijn en haar achterland.

(28) Schippers naar Keulen bundelen regelmatig hun krachten en varen dan in een kleine vloot. Men wacht een gunstige wind af en vaart het eerste stuk liefst met de vloedgolf mee. Op sommige stukken wordt er, afhankelijk van het type schip, geroeid of geboomd; zeker voorbij Lobith wordt er ook gejaagd met paarden of mensen als slepers. Jullie zien hier overigens een illustratie uit het midden van de 16de eeuw met een koppelije op de Maas bij Leut in Maasmechelen die getrokken wordt door twee paarden. Het vrachtschip wordt van de oever gehouden met een lange stok. Het tweede schip dient om goederen over te laden als het vrachtschip vastloopt op een zandbank. Het derde is een pontje om de paarden over te zetten als het jaagpad van oever wisselt. Ik neem aan dat op de Rijn vergelijkbare taferelen te zien waren.

(29) Dit is het middenstuk van het beroemde stadspanorama van Keulen door Anton Woensam uit 1531, met de Dom deels nog in aanbouw. Ik ben niet competent om op de diverse scheepstypen in deze overslaghaven in te gaan, maar ze worden onderscheiden in Oberländer en Niederländer. Holländerschiffe hebben meestal een achterstevenroer waardoor zij beter bestuurbaar zijn. De techniek van het stevelen wordt in veelvoud gebruikt bij de houtvlotterij vanuit het Zwarte Woud. De functie van Dordrecht als houtstapel beklijft nog eeuwenlang. Stroomopwaarts gaat vanuit Dordrecht veel haring en boter en kaas naar Keulen. Uit Zeeland gaan grote hoeveelheden zout via Dordrecht richting Keulen. Toch komen Dordtse zoutschippers in de tolregisters van Lobith zelden voor. Waarschijnlijk dragen zij hun lading aan handelaren in Nijmegen over die daar wel tolvrijheid genieten. Aanvankelijk varen nog kooplieden mee op deze riviervaart, maar in de 15de eeuw transporteren schippers zelfstandig goederen voor meerdere opdrachtgevers.

Pauze

(30) Ik begin opnieuw met een uitsnede van de Rex (P)Tholomeus kaart; Dordrecht staat nu bijna onderaan. Hier zijn de kustgebieden niet makkelijk te herkennen. De Duitse bocht is gereduceerd tot een inham en Denemarken is slechts een schiereiland. Noorwegen wordt in woord en beeld geschilderd als een ijzig bergrijk met witte beren en dito valken. De vorm van de Oostzee is bijna onherkenbaar en het eiland Gotland absurd groot. Helemaal rechts staat onder de groene rivier: provincia prussia, de Provincie Pruissen, en schuin daaronder rigna, Riga, verkeerd om dus. Verder naar links aan die kust staat onder meer gradansk, Gdansk, en bij de monding van een riviertje de vrije stad Lübeck; deze ‘koningin van de Hanze’ wordt alleen als naam getoond. Als we de geografie en topografie van deze noordelijke kusten vergelijken met die van de Middellandse Zee dan valt onmiddellijk op hoe schetsmatig en onnauwkeurig ze zijn. Tot de zestiende eeuw zijn er echter geen bruikbare kustenkaarten met havens van de Oostzee; maar hoe navigeren schippers en stuurlui daar dan zonder kaarten?

(31) Eerst het scheepstype waarmee ook Dordrecht handel drijft op de ommelandvaart om Jutland heen. Hier een rijk geborduurd altaarvoorkleed van het Nijmeegse schippersgilde uit eind 15de eeuw. Tussen Maria en St. Olof, de vikingkoning die het christendom in Noorwegen heeft ingevoerd, ligt een kogge voor anker. St. Olof is schutspatroon van de schippers en de kogge is bij uitstek het koopvaardijschip van de Hanze. Het zeil is gereefd, aan de touwen hangen katrollen en ballastzakken. Rond de top van de mast zit het kraaiennest. Koggeschepen zijn overnaads gebouwd en zeekoggen voor bulkgoederen kunnen een lengte tot 28 meter bereiken. De diepgang met een lading van maximaal 220 ton gaat dan tot 3 meter. De transformatie van een handelskogge in een heerkogge houdt in dat de schepen opnieuw worden gebreeuwd en van gaten voor roeiriemen worden voorzien. Voor en achter worden gevechtsplatformen met kantelen aangebracht. Dordrecht heeft zelfs twee heerkoggen, die in tijden van oorlog moeten dienen voor elk 50 kruisboogschutters en piekeniers.

(32) Het Hanzeverbond ontstaat uit de samenwerking van Nederduitse kooplieden uit marktsteden aan de Oostzee en de Noordzee, later aangevuld met steden uit de Lage Landen, Denemarken, Noorwegen, Zweden en Polen. Dat verbond beschermt hun handel met privileges en domineert het noordelijk deel van Europa. Hollandse steden treden niet toe tot dit verbond. Toch speelt Dordrecht er een prominente rol. Slechts één voorbeeld: hier het Vredesverdrag van Stralsund uit 1370 dat de oorlog tussen de Deense koning en de Hanze-Liga beslecht. De koning had bij zijn veroveringen in het Oostzeegebied veel privileges van de Hanze opgeheven. Daarop formeert de Hanze vanuit Keulen een oorlogsvloot die haar privileges en een vrije doorvaart in de Sont weet te herstellen. Ook Dordrecht neemt deel aan die strijd en wordt mede daarom in het verdrag genoemd. Het belang van onze stad ligt onder meer in haar ‘vitte’ op Skåne (Sconen). Op deze handelsnederzetting met Dordts recht wordt de haringvangst gekaakt en gezouten, in tonnen verpakt en verkocht. Dus: een stukje Dordrecht op het destijds Deense zuiden van het huidige Zweden.

(33) Deze fraaie wereldkaart, een Imago Mundi, uit 1453 is gemaakt door Fra Mauro, een monnik uit Venetië. Het zuiden staat hier boven; jullie zien midden rechts Ierland en GrootBrittannië en daarboven het Iberisch Schiereiland en links daarvan het Middellandse zeegebied. Dit is de eerste Europese kaart die (links op de rand) Japan toont. Het geeft een renaissance wereldbeeld, want Jeruzalem is niet langer de navel van de wereld en het aards paradijs ligt nu linksonder buiten de kaart. Ik laat jullie deze kaart zien omdat zij ons wijst op de navigatiekunst op de Oostzee.

(34) Onze regio met de mondingen van Rijn en Maas staat wel op de kaart, maar Dordrecht wordt niet genoemd. Mijn scan laat het ook niet toe goed in te zoomen. Gelukkig bestaat er een gekleurde facsimile uit eind 19de eeuw; waarvan hier een uitsnede. Onder het schip tussen Pruissen en Gotland staat op een rol: Per questo mar no se navega cu[m] carta ni bossolo, ma cu[m] scandaio. Dat wil zeggen: ‘Op deze zee navigeert men niet met kaart en kompas, maar met loodlijn’. Dit vormt de sleutel voor het begrijpen van de navigatiekunst van de ommelandvaarders. Hoewel helemaal zonder kompas zeilen ook zij niet.

(35) Het peillood is een van de oudste navigatie-instrumenten voor zeeschippers; hier eentje van een scheepswrak in de Oostzee uit de 14de eeuw. Schepen hebben meerdere loodlijnen aan boord; met haar knopen en kleuren op vaste afstanden kun je de diepte tellen. De langste loodlijn gaat tot wel 200 meter. In de Middellandse Zee heb je aan loodlijnen weinig; haar gemiddelde diepte is namelijk ruim 1400 meter. Maar op de Oostzee is die 85 meter en op de Noordzee, buiten de Noorse trog, loopt de diepte van 13 meter bij de Doggersbank op tot bijna 200 meter bij de Shetland eilanden. Het lood heeft onderaan een kleine holte met talg; daarmee haalt men ook iets van de zeebodem naar boven. De kleur, de samenstelling en zelfs de smaak van zo’n bodemproef (ook letterlijk dus) spelen voor schippers een grote rol om hun positie op zee te bepalen. Daarnaast kennen zij de afstanden die zeevogels buiten de kust kunnen vliegen en s’ nachts en bij mist kan men door hun echo een nabijje klifkust horen. Bovendien herkennen ervaren stuurlui aan de golvenpatronen de ligging van eilanden en kusten die men nog niet kan zien. Deze praktijkkennis is zelden op schrift gesteld maar wordt onderweg mondeling doorgegeven, zelfs tot de 20ste eeuw. Zo was Jakob Zonne, overgrootvader van een goede vriend, voor de Eerste Wereldoorlog stuurman en later schipper van een zeillogger uit Vlaardingen die op haringvangst ging. Hij had wel octant en kaart aan boord, maar die bleven in een laatje, want zij ‘visten op het loodje’.

(36) Hier het Seebuch uit Hamburg, de oudste zeilcodex van Noord-Europa, uit ± 1470. Het is een nederduits compendium van oudere geschriften met zeilaanwijzingen voor va[e]rwege van Gibraltar tot Reval (nu Tallinn in Estland). Ik meldt slechts enkele punten. Op de eerste plaats moeten schippers een gunstige wind afwachten. Dus wordt er vaak in konvooi gevaren, wat de veiligheid van hun schepen, ook tegenover piraten, ten goedde komt. Vervolgens zeilen ze zoveel mogelijk met de kust nog net in het zicht; de stuurman of de man in het kraaiennest oriënteert zich daarbij op vertrouwde profielen met rotsen, duinen of torens. Verder op zee houden schepen zoveel mogelijk rekening met bekende stromingen en hanteert de bemanning dieptelood en kompas. Deze pagina’s gaan over de tocht van Walcheren naar Reval. Elders komen we ook Zuid-Holland tegen. Over het beste getij bij het binnenvaren van de Maasmond bij het eiland Voorne staat bijvoorbeeld: Item als gy wilt inlaveren dat Maesdiep, so nemet ene achtervlo[e]t unde vorebbe. Bij ander getij gaat het zeilschip buitengaats voor anker. Het valt op dat voor belangrijke binnenhavens, zoals Lübeck en Dordrecht, zeilaanwijzigingen ontbreken. Worden die bekend verondersteld of is hier iets anders aan de hand? Daar kom ik nog op terug.

(37) Inmiddels zijn we aanbeland bij de getijden van eb en vloed en hun sterk wisselende stromingen. Dat probleem kennen Middellandse Zee en Oostzee niet. Maar van de Bretonse kust tot in de Noordzee speelt het een hoofdrol, met name bij het laveren tussen eilanden door en bij het uitvaren of binnenlopen van havens. Elk tweede hoogtij kan bepaald worden door de positie van de maan horizontaal gelijk te stellen met de hoek van het kompas naar het noorden gemeten. Een stap verder vormen getijdendiagrammen per kustplaats. Hier de beroemde getijdentabel uit de introductie tot de Atlas Catalan met het noorden boven. De namen op de concentrische ringen van boven naar beneden staan voor plaatsen; zo is Insula de Bas het Île de Batz voor de kust van Bretagne, Granexo staat voor kanaaleiland Guernsey en Sanux is Sandwich Bay op de kust van Kent. Per plaatsring vormen de horizontale hoeken van de maan met het noorden bij de B’s het laagtij en bij de P’s het hoogtij. Maar deze getijdentabel uit 1375 is pas de eerste. Het is niet toevallig dat die ontworpen is door een joodse geleerde. Elisha ben Abraham Cresques kende immers de omrekening van hun maanmaandenjaar naar ons zonnejaar als de beste. Toch blijft onduidelijk welke praktische vuistregels de schippers hanteren bij het ‘gissen’ van het hoogtij; maar ze doen dat wel. Dat blijkt onder meer uit een passage over de Shipman in de proloog van Chaucers Canterbury Tales uit de late 14de eeuw die gaat over: his craft to rekenen wel his tides. Vanaf die eeuw gebruikt men ook zandlopers op zee. Zo meldt een rekening uit 1345 de aankoop in Sluis van 12 zandlopers: pro xii [duodecim] orlogiis vitreis.

(38) Hier een manuscriptkaart uit de late vijftiende eeuw met het zuiden boven. Oost-Voorne staat rechtsonder en Dordrecht ligt ietwat gehavend midden-links tegen de rand. Zeeschepen op weg naar de Maasmond koersen overdag op de hoge stompe kerktoren van Brielle. Daarop wordt sinds 1280 ’s nachts een vierboet, een vuurbaak dus, onderhouden. Bij dit deltagebied met zijn wandelende zandbanken (dwaelders) en meanderende stroomgeulen is het veilig uit- en binnenvaren, zeker voor schippers van elders, riskant. Koste wat het kost moeten zij voorkomen dat hun vrachtschip aan de grond loopt. Daarom worden er loodsen ingeschakeld. Dát lijkt de reden waarom het Seebuch geen aanwijzigingen voor belangrijke binnenhavens geeft. Voor Dordrecht komen de loodsen bij Oost-Voorne aan boord. Mede daarom staat dit eiland vaak in het rood op diverse portolaankaarten. Vermoedelijk gaan loodsen vanuit Den Briel met een sloep met een of twee helpers naar het schip dat daar voor anker wacht. Een verdrag uit 1358 van Vrouwe Machteld van Voorne met Dordrecht en de Hanzesteden spreekt over het leidzaghegehlt. Soms gaan loodsen zelfs mee op Ommelandvaart: tegen die winter reysden Oostwaerts tot Danssick, te Besonde ende daeromtrent, daer zij hem voor piloten verhuyerden om inde toecomende zoemer die Oostersche schepen, mit goeden gelaeden, de Maes in te brengen voor den Brielle. Regelingen over het loodswezen vindt men vanaf eind dertiende eeuw in vonnisboeken. Het Zeerecht van Damme bijvoorbeeld eist van loodsen uit Sluis aan het Zwin dat zij: wetende de deepten, ondepten der ghelike en war de bancken liggen. Loodsen moeten bij hun aanstelling een eed afleggen en mogen niet drinken aan boord. In geval van schade door schuld zijn zij persoonlijk aansprakelijk en op verlies van een schip door samenzwering met kapers of vijanden staat zelfs de doodstraf.

(39) Dit lijkt wel een kaart in vogelvlucht van het Zwingebied; het is echter een uitsnede van een groot landschapsschilderij dat Jean de Hervy in 1501 maakt voor het stadsbestuur van Brugge. Het is bedoeld als instrument voor de discussie: hoe de verzanding van het Zwin te keren. Links van de windroos zien jullie 8 tonnen drijven die de beide vaargeulen markeren. Verder links-boven staat een vuurtoren en dichter naar het Zwin een rysbaken. We hebben al gezien dat Den Briel ook een vuurtoren onderhield. Bovendien komen schepenen en raad van Dordrecht in 1367 met de Vrouwe van Voorne overeen dat zij zorg zal dragen voor enkele tonnen in de Maas; zij ontvangt daarvoor een vergoeding. Waarschijnlijk bepaalt het loodswezen de plekken waar zulke boeien verankerd worden. In de winter haalt men de tonnen, ook vanwege de ijsgang, naar binnen. In een document van een jaar later gaat Dordrecht tegenover de Hanze prat op deze markering van haar vaarroute. Hieruit blijkt dat vaargeultonnen nog niet vanzelfsprekend zijn.

(40) Dit genadebeeld van de Zoete Lieve Vrouwe wordt sinds 1380 vereerd in de Sint Janskathedraal van Den Bosch. Rechts het ‘mirakelboek’ waarin haar wonderen van 1381 tot 1603 opgetekend staan. Ook Dortse schippers verhalen hier over hoe zij gered werden door tussenkomst van de Moeder van God. Zo laat Jacob Pettenzoon in 1385 optekenen hoe hij met zijn kogge in de winter terugvoer met haringhe van Sconen. Bij een ondiepte op de Noordzee raken zij verzeild in zo’n zware storm dat hun kogge breekt. Van de 20 bemanningsleden weten er tien in de sloep te komen. De anderen zoeken hun toevlucht op het topkasteel, dat scoet met enen balke in dat sant ende bleef daerin steken. Daar houden de schipbreukelingen het drie dagen uit zonder eten en drinken. Nadat zij ’s nacht hebben beloofd een bedevaart naar Den Bosch te maken als zij zouden overleven, verschijnt er de volgende ochtend een scip ende namse op ende sette se te lande. Schipper Jacob uit Dordt komt nu naar Den Bosch om zijn gelofte gestand te doen. Zo’n wonderverhaal vormt een extra bron over de zeevaart van toen. Maar zulke wonderen zijn helaas uitzonderlijk; er zijn destijds ook heel wat schepen met man en muis vergaan.

(41) Deze twee panelen van een altaarstuk voor onze Grote Kerk uit ± 1490 presenteren links het veilige Dordrecht en rechts de grote dijkdoorbraak tijdens de Sint-Elisabethsvloed (nu in Rijksmuseum Amsterdam). Deze afbeeldingen zijn hier in Dordt overbekend; commentaar is dus overbodig. Ik heb lange tijd gedacht dat de Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 het begin vormen van een langzaam proces van neergang van Dordrecht als stapelmarkt. De Grote Waard was immers onder water verdwenen, mede door de moernering voor Dordrecht; de turf- en zoutwinning tot bij de dijken. Een verdere uitbreiding van de stad is daardoor niet meer mogelijk. Ook is onze stad de producten van landbouw en veeteelt uit haar achterland kwijt. Bovendien kunnen de regionale tollen van Dordrecht nu makkelijker omzeild worden; dat geeft nieuwe conflikten met nabije havensteden. Toch blijkt uit nadere studie dat deze overstromingen Dordrechts welvaren niet ombuigen. Dordrecht heeft immers ook een voorland. Bovendien leiden de Elisabethsvloeden in de Hollandse delta tot een uitgestrekt, met de Waal en Merwede verbonden geulensysteem dat nog méér Rijnwater afvoert dan voorheen. De Nederrijn en de Gelderse IJssel verliezen daardoor een groot deel van hun afwaterende functie en daarmee ook de nodige diepgang. Vaarwegen naar Deventer en Kampen dreigen te verzanden en dit versterkt de verzilting van de Zuiderzee. De rol van Dordrecht als dé stapelplaats voor de Rijn naar Keulen neemt destijds zelfs toe.

(42) Als laatste beeld hier drie uitsnedes van portolaanatlassen met de Noordzee. Mijn verkenning van portolaankaarten uit eind 15de eeuw levert een voorlopig resultaat op. Op de kaart links uit ± 1475 van het Maritiem Museum Rotterdam staat Dordrecht nog prominent in het rood. Op de middelste uit 1492 van de British Library staat Dordrecht in het bruin, als een van de vele havenplaatsen. Op de rechter atlaskaart ook uit 1492 en eveneens uit de Britisch Library staat geen Dordrecht meer. Wel verschijnt hier de naam Angversa, dat wil zeggen Antwerpen. Dat correspondeert met de verdere doorbraken van de Westerschelde tot hoofdafvoer van de Schelde; hierdoor kunnen zeeschepen Antwerpen makkelijker bereiken. Kortom: Dordrecht verdwijnt als Antwerpen verschijnt. Voor een afdoende conclusie is onder meer een systematische analyse van zoveel mogelijk portolaankaarten uit de periode 1450-1550 nodig. Maar mijn hypothese is dat als eind vijftiende eeuw Antwerpen de nieuwe economische hoofdstad van Europa wordt haar Scheldehaven niet alleen de internationale handel van Brugge maar ook die van Dordrecht grotendeels opslokt. De bloei van onze havenstad als secundaire overslagmarkt voor de zeehandel tussen de Middellandse Zee en de Oostzee verwelkt. Die komt, na de blokkade van de Schelde in 1578, ook niet meer terug. Amsterdam neemt dan die rol over en op kleinere schaal ook Rotterdam. Maar de grote betekenis van Dordt voor de haringvisserij en voor de Rijnhandel naar en vanuit Keulen blijft. En die laatste floreert tot op de dag van vandaag.

Bedankt voor jullie aandacht.

* Graag wil ik hier Martin Bloemendal, Hans Kok, Sjoerd de Meer, Kees Sigmond en Chris Slager bedanken voor hun waardevolle opmerkingen en aanvullingen op mijn lezing van 24 oktober 2024. Waar mogelijk heb ik hun commentaar kort verwerkt.